Opzijkijken
Naar aanleiding van de partij De Saegher – Van der Meiden, december 2019 (zie hierna), moest ik opeens denken aan het bekende boek van Euwe over Fischer, Fischer en zijn voorgangers uit 1975 dat ik als zestienjarige puber voor mijn verjaardag had gekregen, omdat ik een jaar daarvoor had leren schaken van een vriendje en helemaal gek was van het spelletje. In het boek wordt een dappere poging ondernomen de vraag te beantwoorden of Fischer de beste speler allertijden is. (Voor alle duidelijkheid: Karpov en Kasparov waren toen niet of nauwelijks in beeld, laat staan Anand, Kramnik en Carlsen..).
Na dat Fischer, door middel van diverse theorieën en onderzoekingen (o.a. via het rating-systeem) is vergeleken met Capablanca, Lasker en Aljechin en de dan nog in leven zijnde ex-wereldkampioenen Euwe, Spasski, Tal, Botwinnik, Smyslov en Petrosjan, komt de auteur tot de ietwat vage conclusie dat deze vergelijking in het voordeel van Fischer uitvalt.
Wat echter veel interessanter is dan deze bijzonder moeilijk aan te tonen bewering, is de analyse van zowel de sterke als zwakke punten van bovengenoemde spelers, met name het drietal Capablanca, Lasker en Aljechin.
Over Capablanca: ‘Heeft een gezonde kijk op de stelling en een uitstekend voorstellingsvermogen dat hem in staat stelt lange reeksen zetten vooruit te zien, zelfs in rustige en vervelende stellingen en is een absolute meester in de petit combination’. Als ‘Fout van Capablanca’ wordt het hebben van ‘een te groot zelfvertrouwen in een solide stelling’, een ‘psychologische fout’ genoemd, hetgeen hem, althans volgens Euwe, min of meer zijn wereldtitel heeft gekost tegen Aljechin in 1927.
Over Aljechins fouten: ‘Hij faalde van tijd tot tijd tegen spelers van formaat door het niet op te kunnen brengen op vereenvoudiging te spelen, om vervolgens zijn tegenstanders door eindeloze manoeuvres murw te maken’. Gevolg was dat hij dan tactisch (Aljechin was, zoals een ieder ongetwijfeld bekend, een geniale aanvalsspeler), de partij wilde beslissen hetgeen dus niet altijd goed afliep..
Over Lasker: ‘Lasker heeft meer vergissingen gemaakt dan andere wereldkampioenen, o.a. omdat door hem elke partij op de volle winst werd gespeeld en hij een enorme hekel had aan salonremises. Zijn ondernemende stijl leidde hem geregeld langs afgronden en dan konden ongelukken gebeuren’.
Voor wie geïnteresseerd is in deze materie raad ik met name Russians versus Fischer van Plisetsky en Voronkov (1994) aan dat een behoorlijke stap verdergaat dan Fischer en zijn voorgangers. Door de publicatie, begin jaren negentig, van tot dan toe onbekende documenten komt de buitenwereld (eindelijk..) te weet hoe de Russische schaakbond voorafgaande de match Spasski-Fischer (in 1972), alles in het werk heeft gesteld Spasski’s wereldtitel veilig te stellen door met behulp van een peloton aan Russische grootmeesters Fischers spel gedetailleerd te analyseren.
Keres zegt bijvoorbeeld over Fischer: ‘Opvallend is dat Fischer zo constant is gebleven in zijn openingskeuze (met hele goede resultaten!). In het middenspel laat hij een perfecte techniek zien met name in duidelijke, overzichtelijke stellingen. Hij kan niet zonder een concreet plan. Anders wordt hij onzeker. Vandaar dat ik Boris (Spasski) aanraadt zo snel mogelijk het initiatief te grijpen, zelfs als dit ten koste gaat van materiaal!’
Petrosjan: ‘Fischer heeft een voorkeur voor open stellingen, onderschat soms de kracht van een sterk pionnencentrum van zijn tegenstander en heeft er een hekel aan dat het initiatief bij de ander ligt.’ (Petrosjan geeft dus min of meer dezelfde tip als Keres!).
Smyslov: ‘Sterk punt is dat zijn schaakdenken heel logisch en harmonieus is, gepaard gaande met een enorme energie. Ook heeft hij een diepgaande opening- en eindspelkennis en komt zelden of nooit in tijdnood. Zwakke punten: houdt met name van overzichtelijke stellingen en heeft de neiging de meest scherpe varianten te vermijden. Ook heeft hij een zeer beperkte openingskeuze. (N.B. Juist op dit onderdeel zal Fischer vriend en vijand verrassen in Reykjavik!).
Geweldig leesvoer waarbij je een goed beeld krijgt van zowel de sterke en zwakke punten van zowel Fischer als zijn belangrijkste tegenstanders. Jammer van beide boeken is echter dat er sprake is van één grote omissie: er wordt niets, maar dan ook hélemaal niets, gezegd over een van de allerbelangrijkste eigenschappen van een goede schaker: het beheersen van de kunst van het zogenaamde opzijkijken.
Opzijkijken
Eén van de belangrijkste oorzaken dat veel schakers deze uiterst belangrijke competentie niet of nauwelijks beheersen (met name op clubniveau!), is dat er zowel in allerhande literatuur, wetenschappen als de filosofie, psychologie en politicologie en zelfs in de muziek wél heel veel over vooruit–, achter-, en omhoogkijken wordt gesproken, maar over opzijkijken geen woord..
Een paar lukrake voorbeelden:
Pieter van Geel, ex-fractievoorzitter van het CDA in de Tweede Kamer en staatssecretaris op het ministerie van Milieu in het kabinet Balkende publiceert in 2018 Achteruit kijken, vooruit leven, maar over opzijkijken geen letter..
In Sammy, een van Ramses Shaffy’s muzikale hoogtepunten, gaat het alléén maar over omhoogkijken: ‘Hoog Sammy, kijk omhoog Sammy’, maar ook nu geen woord over opzijkijken..
Ook de Deense filosoof en aanhanger van het existentialisme Søren Kierkegaard (1813-1855) komt niet verder dan te beweren dat ‘het leven voorwaarts wordt geleefd, maar achteraf begrepen’. Een waarheid als een koe, maar ook nu helemaal niets over opzijkijken of zelfs opzijleven..
Kortom: bijzonder teleurstellend allemaal..
Klaarblijkelijk zijn we zo geconditioneerd om met name óf vooruit óf achteruit te kijken dat we, behalve bij het oversteken, totaal vergeten zijn regelmatig opzij te kijken, hetgeen juist in het schaakspel zijn vruchten kan afwerpen.
Dit jaar viel het me opeens op dat er in een aantal partijen wel heel erg weinig opzij werd gekeken met – zult u begrijpen – desastreuze gevolgen..
Een paar ‘amusante’ voorbeelden, waarvan het eerste fragment reeds is besproken in het verslag over de strijd om de NHSB-beker in juni dit jaar en De Uil er verrassend met de beker vandoor ging.
Ad Reijneveld (2009) – Ronald Groot (1966)
NHSB-Beker, 2019
In een Caro-Kann die lange tijd is verlopen langs theoretische paden, is de volgende stelling, na wits laatste zet 21.exf5, op het bord gekomen.
21..exf5??
Door niet opzij te kijken(!) overziet de zwartspeler de horizontale werking van de dame. Na 21..Dh4 is er nog steeds sprake van een dynamisch evenwicht.
22.Db3+(!)
De witspeler, een ervaren opzijkijker, grijpt zijn kans.
22..Kh8 23.Dxc2 Dxd4+ 24.Kh1 e3 25.Lc3 (1-0).
Dat een soortgelijk ‘geintje’ natuurlijk ook mijzelf (meerdere keren helaas..) is overkomen zal u niet verbazen; in mijn partij tegen Bert Buitink gebeurde het volgende:
Marten Coerts – Bert Buitink
Interne 2019-2020
Na een wisselvallige partij staat het na 24 zetten zo:
25.g5?
Wit wil teveel. Na 25.f5 Pf8 26.Pc3 Dc6 27.Te5! staat hij zo goed als gewonnen, mede vanwege de werkloze zwarte torens op a8 en h8.
25..Lg7 26.f5? Pf8
27.f6??
Oh, oh, oh. Had ik hier maar even opzij gekeken!
27..Dxg5+ 28.Kh2 Lxf6
In plaats van 27.f6?? zou wit na 27.c4 Dd6 28.De3 nog steeds licht voordeel hebben gehad, maar makkelijk was het allang niet meer. Nu ging, na zeven overbodige zetjes in razende tijdnood, het punt alsnog naar zwart.
Het meest dramatische voorbeeld heb ik tot het laatst bewaard. Tijdens de vierde ronde in de Topklasse van de NHSB in de thuiswedstrijd Waagtoren – Krommenie speelt Dirk van der Meiden aan het eerste bord t/m de 18e zet een geweldige partij tegen een sterke tegenstander, de Zaankanter Chris de Saegher. Maar dan gebeurt er dit:
Chris de Saegher (2139) – Dirk van der Meiden (2024)
Waagtoren – Krommenie, NHSB-competitie 2019-2020
Wit die in een Gesloten Caro-Kann totaal zoek is gespeeld en met drie pionnen minder eigenlijk allang de handdoek in de ring had moeten gooien, rommelt gezellig verder met zijn laatste zet 19.g4-g5, hopend op een wonder..
19..Pc3??
Zie en huiver bij het aanschouwen van dit ultieme voorbeeld van niet opzijkijken..
Na: 19..hxg5 20.fxg5 Ph7 21.h6 Pxg5 22.hxg7 Tg8 23.Th5 f6 24.Lxd5 Db4+ 25.Kf1 zou 25..Pc3 wel heel sterk zijn geweest, maar niet in deze stelling…
20.Txc3
Wat zal de witspeler blij zijn geweest met dit vroegtijdige kerstcadeautje en vanaf nu te geloven dat wonderen écht bestaan!
20..hxg5
Ondanks deze mentale dreun geeft zwart, omdat hij nog steeds drie pionnen voor het stuk heeft, niet direct op, maar uiteindelijk zal zijn lot niet te ontlopen zijn.
21.fxg5 Db4
Beter 21..Pxh5.
22.Dd2 Pxh5
En nu was 22..Pe4 sterker geweest.
23.Txa5
Met de dreiging met zijn volgende zet 24.Tc8+ de witte dame op te halen.
23..Td8 24.Txd5!
Goed gespeeld. 24..exd5 zou nu onmogelijk zijn vanwege 25.Te3+ met damewinst. Wit heeft de regie volledig in handen genomen.
24..Db6?
Na 24..0-0 staat in ieder geval zijn koning voorlopig veilig.
25.Tdc5 Dd6 26.Pb5 Dh2 27.Df2
Hier was 27.Pd6+ objectief sterker geweest.
27..Lxb5?
Aangeslagen overziet hij wits volgende tactische grapje. Na 27..Pf4 had wit nog behoorlijk wat werk te verzetten het punt binnen te hengelen!
28.Lc6+ (1-0)
Tot slot. Op basis van het voorafgaande zou ik u graag twee schaaktips mee willen geven voor 2020. Ten eerste: analyseer eens grondig (en doe dit regelmatig!) uw sterke en met name zwakke punten. Ten tweede: kijk niet alleen naar voren, naar achteren en omhoog, maar ook eens wat meer naar opzij. U zult er baat bij hebben. Geloof me.
2 Comments
Leave A Comment
You must be logged in to post a comment.
Niet onbelangrijk bij het schaken is behalve het kijken ook het zien, in het bijzonder het voorzien en het doorzien. Johan Cruijff : ‘ Je hebt het pas door als je het ziet ‘.
En über-sehen niet te vergeten Frits, als we dan toch gaan Heideggeren. Fijn stuk Marten! Wat merkwaardig is het toch dat bij vermoeidheid of overconcentratie slagzetten van een halve ply diep eerder worden overzien dan mat in 5…