Frank van Tellingen

Memorabele momenten – herinneringen aan ontmoetingen met Wim

De eerste keer dat ik Wim Andriessen persoonlijk ontmoette was in 1993 achter het bord. In de interne competitie van 0-0-0 waren we tegen elkaar ingedeeld. Ik wist niet al teveel over Wim en zijn rol in de schaakwereld. Voor mij was hij gewoon een sterke speler. Op deze partij verheugde ik me en ik nam me voor mijn huid duur te verkopen. Het was algemeen bekend dat Wim Engels speelde en ik wilde hem “verrassen” (welk een naïviteit) met Karpovs nieuwtje uit de match in Lyon 9…e3!? (nog steeds de beste zet in deze stelling).

Al snel ging het mis in de zetvolgorde – overconcentratie, gebrek aan echte kennis van de subtiliteiten, vermoedelijk simpelweg omdat ik het verschil niet begreep. Na 1.c4 e5 2.Pc3 Pf6 3.Pf3 Pc6 4.g3 Lb5 5.Lg2 0-0 6.0-0 volgde 6…Te8!? (zeker niet slecht, maar het plan was om 6…e4 7.Pg5 Lxc3 8.bxc3 (dxc3 is ook mogelijk) Te8 9.f3! e3! te spelen, met interessant spel voor beide partijen. Na 7.d3 Lxc3 8.bxc3 ging ik met jeugdig optimisme verder met 8…d5?! waar d6 was aangewezen, de stelling mag, nee moet, met het paardenpaar tegen het loperpaar alleen worden geopend indien er sprake is van een ontwikkelingsvoorsprong; alvorens de lopers actief kunnen worden aldus. Hier zijn ze nu op volle sterkte. Er volgde 9.cxd5 Pxd5 10.Db3 Pa5 11.Da3 Pc6 12.Pg5!? een lokzet, die goed uitpakt.

12…h6? Dat was nou precies Wims bedoeling; ook om de jongeling een waardevol lesje te leren. 13.Db3! in hogere zin is het voorbij. Na deze onverwachte wending werd er weinig weerstand meer geleverd. Daarover zo nog iets. Er volgde nog.13…Pxc3? een poging om in een slechte stelling ijzer met handen te breken. Na 13…hxg5 kon zwart nog proberen wit voor een lastige(re) technische klus te stellen. 14.Dxf7+ Kh8 15.Dh5 Lg4? een tweede moment waarop zwart beter stand had kunnen houden. 16.Pf7+ Kg8 en in plaats van het voor de hand liggende en sterke 17.Pxh6+! koos Wim voor het eenvoudige 17.Dxg4, waarna verdere tegenstand zinloos was. Hierover merkte Wim in het clubblad op dat hij deze zet koos om te laten zien dat dat ook mogelijk was. In zulke stellingen was het adagium: in (technisch) gewonnen stellingen zult gij niet combineren. Dat was natuurlijk geen dogma, maar wel typerend voor de wijze waarop Wim tegen het schaakspel aankeek (en hoe het gespeeld behoorde te worden). Hij bedoelde: vaak weten spelers in gewonnen stellingen de winst nog uit handen te geven door een onbeheerste drift naar genialiteit of de wil de tegenstander (een bewezen knoeier) te straffen voor zijn slechte spel. Houd het simpel en ontmoedig de opponent. In één van zijn e-mails vermeldt hij zeer veel baat te hebben gehad bij een opmerking van Jos: speel eenvoudig en bewaar het geduld, de tegenstander zal vanzelf wel de fout in gaan (goed, onder ons gesproken, dat zal wellicht een goede aanpak zijn voor de Andriessens, Vlamingen en Carlsens van de wereld, maar niet voor de ongeduldigen en zwakken van geest). Direct na de partij volgde een interessante analysesessie, waarin ik feilloos werd gewezen op enkele zwakke punten in vooral het karakter (namelijk, de neiging om te compliceren in verloren stelling plaats van een mindere stelling te accepteren). Wim wijdde in het Hoornse Paard een stukje aan wat hij in navolging van Euwe ‘verharren’ noemde. En vele stukken volgden. Verharren is de techniek om in mindere stelling de zaak niet nog erger te laten verslechteren en de hopeloze stelling in elk geval zoveel mogelijk bij elkaar te houden. Langzaam maar zeker wordt de opponent moedeloos, omdat al zijn winstpogingen weinig lijken op te leveren. Soms wordt hij zelfs overmoedig en dan…slaat de verharrer genadeloos toe. Dit stukje in het clubblad was tekenend voor Wim. Hij stond altijd klaar om clubgenoten te adviseren hoe ze technisch beter konden spelen. Op deze eerste ontmoeting volgde slechts nog een enkele serieuze (1995), een partij die in een vreedzame remise eindige.

In de jaren daarna stond schaken bij mezelf op een lager pitje, maar in het jaar 2002-3 nam ik een abonnement op New in Chess en kwam er tot mijn (redelijk stomme) verbazing achter dat dit prachtige tijdschrift midden in Alkmaar was gevestigd, nota bene in een kantoor dat meer weg had van een veredelde schuur dan van een multimediabedrijf. En wat me nog meer verbaasde, was dat Wim daar de oprichter van was. Van Peter Doggers hoorde ik dat hij er was gaan werken en was aangesteld door Wim. Wim was niet iemand die op de voorgrond trad en met zulke zaken te koop liep. Wellicht was dat ook niet nodig, want het zal bij velen overbekend zijn geweest. Hoewel ik Wim altijd een fijne en aardige man vond, kwam het echte contact opgang toen hij Danny begon te trainen en later toen de Waagtoren werd opgericht. Zelf was ik in die tijd ook nog wat met een trainingsgroepje bezig waar Danny ook in zat. Wij hadden wel eens aardige discussies over schaaktrainingen, zijn pupillen (onder wie Danny en Maaike, sorry jongens, alleen maar interessante en positieve, constructieve zaken uiteraard) en wisselden veel ideeën uit over de vraag hoe we de club schaaktechnisch naar een hoger plan konden tillen. Er waren ideeën voor trainingen, zomertrainingen, trainingsavonden, thematoernooien rondom een opening.

Zo hadden we in 2009 een geanimeerde discussie over de vraag welke trainer te benaderen om de spelers van de eerste teams training te geven. Wim wilde me dan wel aan diverse telefoonnummers helpen, maar had wel zo zijn bezwaren tegen enkele van mijn suggesties. De een zou alleen geïnteresseerd zijn in het geld. Het niveau van de anderen zou bedroevend zijn, dan wel was de persoon in kwestie te oppervlakkig etc. Wim kon er evenmin bij dat ik als jeugdspeler zo gecharmeerd was van Rob Brunia. Zeker niet omdat ik me nog wel eens zei te kunnen ergeren aan mensen die zich zonder al teveel kennis van zaken met analyses bemoeiden. Hij vertelde me dat Brunia zich tijdens het NK waaraan hij deelnam placht te mengen in analyses van Timman en Donner, niet zozeer met suggesties als wel met de stellige bewering al zou die-en-die zet het beste zijn. Daarop werd meestal beleefd gereageerd. Ze zullen het wel gewend zijn geweest. Een andere fraaie anekdote was die over de (snel)schaakavonturen van de Rotterdamse straatvechters Van Baarle en Böhm. Zo zou Van Baarle Timman ooit een fraaie streek hebben geleverd. Middels een hem gegunde remise wist Van Baarle op het NK terecht te komen, waar hij Timman vervolgens zonder enige vorm van gewetensnood versloeg. Verhalen over lopers die van kleur wisselen etc. zijn overbekend. Maar de anekdote, overigens ook eens door Wim gememoreerd op de website, over de schaaklessen van Hans Böhm aan Manuel Bosboom is te fraai om niet nog eens te vertellen. Böhm gaf de jonge Bosboom een partij van Hübner ter analyse met als opdracht er vragen bij te formuleren. Dit huiswerk werd vervolgens doorgespeeld naar de beste Herr Prof. Dr. Dr. zelf, waarna de door deze toegestuurde antwoorden tijdens de training als trainingsmateriaal aan de ijverige leerling werden gepresenteerd. Wim was altijd benieuwd wat Manuel zich hiervan precies kon herinneren, ik heb het hem nooit durven te vragen.

Wim was altijd nieuwsgierig naar je gespeelde partijen, schoof mij regelmatig een magazine of een boek toe en daarnaast was ik eigenlijk ook wel benieuwd naar zijn persoonlijke geschiedenis. Door Donner beledigd zijn is immers een grote eer (naast beledigd worden door Kasparov een zeker teken van het feit dat je wat voorstelde in de schaakwereld), men sla er De Koning maar op na. Donner haalt daar het werk De Nederlander en andere verhalen aan en vermeldt dat dit boekje wordt ontsierd door een groot aantal zet- en drukfouten en bovendien verpest is door een tekening van Wims broer. Wim vertelde me hoe dat werkelijk in elkaar stak. Donner had Wim eerst gebeld omdat hij wel voor “dat schaakblaadje van jou” wilde schrijven. Hij wilde weten hoeveel Hartoch en Enklaar daarvoor vergoed kregen en vroeg hetzelfde. (Wellicht ook uit noodzaak, want als ik het me goed herinner was hij juist bij Elsevier ontslagen vanwege de “Prijs-Vietcong-affaire”, waarbij hij zijn gewonnen eerste prijs (een met diamanten ingezette Venetiaanse gondel) zei aan de Vietcong te schenken in de hoop dat ze er wapens voor zouden aanschaffen). Donners boek was zijn eerste uitgave als zelfstandig uitgever. In zijn naïviteit had hij Donner gevraagd of het nodig was er een redacteur naar te laten kijken. “Welnee!” had Donner stellig beweerd. Naar later bleek, was Donner een briljante penvoerder, maar zeker geen briljant speller. Daarnaast had Wim gedacht dat de tekening van de vredesduif wel bij Donner ‘de vredesactivist’ zou passen, maar om de een of andere reden was Donner zwaar verbolgen over de tekening. Derhalve de belediging. Desondanks kon Wim het goed met hem vinden en hij prees zich gelukkig dat hij zoveel voor Schaakbulletin heeft geschreven.

Tussen dergelijke anekdotes door kwamen er ook diverse stellingen op het bord. Wim testte mijn kennis van enkele beroemde Botwinnikpartijen die hij juist met Maaike had besproken (hij was buitengewoon in zijn nopjes met het cadeau van Jos Hoe schaakt Botwinnik. Een fragment: (wit aan zet speelt?) – alleen de sleutelzet graag als reactie.

Botwinnik – N. Sorokin USSR 1931

Daarnaast liet hij me zien wat openingsvoorbereiding in het jaar 1974 precies inhield. Hij speelde in de vierde ronde van het NK 1971 tegen de fameuze Robbie Hartoch en kwam via de Taimanov-verdediging van het Siciliaans in de volgende toen populaire stelling:

Rob Hartoch – Wim Andriessen NK 1971 ronde 4. Zwart aan zet.

Het behoeft geen betoog dat Wim hier volledig op zijn eigen schaakinzicht was aangewezen. Hij was erg tevreden dat hij hier gelijk maakte via de wending 14…b4! en na 15.Pa4 Pg6! 16.Lxf8 Pxf8 17.a3 Pg6 18.Dd4 bxa3 19.Txa3 0-0 20.Pc5 Db5 21.b4 De2 werd de vrede getekend. (Tegen Hartoch was een remise in die tijd nog een prestatie van formaat). De auteur van De Renner was in de achtste ronde zijn opponent en deze had, zo vertelde hij Wim na afloop, een hele dag en nacht het volgende nieuwtje geanalyseerd. I.p.v. het door Hartoch gespeelde 14.Ld6 trachtte Krabbé het witte spel te verbeteren middels het nieuwtje 14.Lb4, hetgeen natuurlijk de zet 14…b4! uit de stelling haalt. Toch wist Wim dit nieuwtje fraai te weerleggen. De tweede schaakvraag is derhalve: hoe?

Stelling uit Krabbé – Andriessen na 14.Lb4N

In september van het vorige jaar vatte ik het plan op Wims anekdotes tot een systematisch geheel te bundelen. Via interviews of anderszins. Interviews zag Wim niet zitten en hij begon begin dit jaar (samen met een fameus auteur) zijn levensverhaal op papier te zetten. Hij zag het voor zich te beginnen à la Tarrasch: “Ik kwam in het leven met een klompvoet” (Pferdefuß – als Duitser zal Tarrasch hebben geweten dat dit lichaamsdeel vrijwel altijd werd toegschreven aan de duivel, zoals in Goethes Faust). Tijdens de slag om Arnhem was hij met zijn ouders Wageningen per aak ontvlucht terwijl de Duitse Luftwaffe overvloog. Er volgden nog meer verhalen over zijn persoonlijke leven die ik daarvoor helemaal niet kende – aan de rest zijn we helaas nooit toegekomen. Wim, het was een voorrecht je te hebben gekend. Bedankt voor je hulp en goede raad, ook al was dat voor jou schijnbaar altijd een vanzelfsprekendheid.

 

One Comment

  1. drulovic
    drulovic 1 december 2017 at 23:58

    Als ik een gewonnen stelling uit handen geef, is dat tegenwoordig vaak een kwestie van overmoedigheid. Genialiteit heb ik lang geleden al opgegeven. Verharren: ik hoor het Dirk vaak zeggen. Dan lijkt het meestal een kwestie te zijn van compliceren, onduidelijk maken. Maar ik begrijp dat het juist het tegenovergestelde is?! John van Baarle, een van de allerbeste snelschakers van Nederland. Enkele jaren geleden speelde ik met Danny het kroegloperstoernooi in Delft en zaten naast de grote Van B. Danny is wat jeugdiger (en wellicht wat objectiever), en vond iemand met een rating van 2170 niet zo bijzonder. Maar: een leuk stuk Frenk. Als ik iets van Wims ijver zou bezitten, was ik vast een goede schaker geworden. Maar zoals je weet heb ik nog nimmer een partij van mezelf fatsoenlijk geanalyseerd. Zoals Gerard J. zou zeggen: ik heb er de kracht niet voor.

Leave A Comment