Het Eerste en de ‘wetenschap’ van de grafologie
Dat ik ooit zou kunnen beschikken over de originele (!) partijformulieren van de godenzonen (en dochter!) van het Eerste, nee, dat had niemand, laat staan ikzelf, ooit kunnen bevroeden.
In Die Handschriften groβer Schachmeister (2001) van de Zwitserse psycholoog en grafoloog Robert Bollschweiler doet hij een poging aan de hand van 80 handschriften van schaakgrootmeesters hun schaaktalent en voorkeur voor een bepaalde schaakstrategie te verklaren. Kenmerken zijn dan o.a. of letters aan elkaar worden geschreven, het verdelen van ruimte, regelmatigheid van het handschrift, letterformaat, afstand tussen de woorden, et cetera.
Over Fischers handschrift zegt hij bijvoorbeeld:
‘Zo bijzonder als Fischer zijn persoonlijkheid is, is ook zijn handschrift. Inconsistent, eigenzinnig en sterk fluctuerend. Er is echter geen sprake van chaos, hetgeen je op het eerste gezicht wel zou denken. Er is absoluut sprake van een bepaald ritme en vorm waardoor er toch eenheid heerst tussen de woorden en zinnen (..) Fischer leeft erg in zijn eigen wereld en heeft daardoor moeite zich aan te passen aan anderen. In zijn handschrift presenteert hij zichzelf als een excentrieke individualist, die instabiel is. Bekend is dat bij personen met een conflictueus binnenleven, dit gepaard gaat met een hoge intelligentie en een goede voedingsbodem is voor geestelijke creativiteit. Vandaar het vermoeden dat Fischer uitmunt in een enorme ideeënrijkdom en de begaafdheid heeft ook door middel van niet voor de handliggende oplossingen zijn doel te kunnen bereiken.’
Dit wetende: hoe zou een dergelijke analyse eruit zien als we eens kritisch kijken naar de partijformulieren van de meesters van het Eerste?
Frank A.: een vrij groot en rond handschrift, goed leesbaar en zonder fouten in de notatie. Er is hier duidelijk sprake van een creatieve schaker, die bereid is risico’s te nemen als de stelling zich daarvoor leent, maar ook in staat is tot planmatig denken. Heeft soms wel de neiging zijn stelling iets te overschatten en speelt dan op mat terwijl de verdediging niet helemaal op orde is (zie analyse Pols – Agter). Opvallend is dat de einduitslag niet wordt vermeld, klaarblijkelijk omdat deze volkomen vanzelfsprekend is..
Frank van T.: Frank is de enige die zijn zetten volledig noteert (1.e2-e4). Alle anderen hanteren de korte notatie. Dit duidt op een drang naar volledigheid (maar ook onzekerheid!) en de neiging alle varianten tot op het bot te willen uitrekenen, met als gevolg regelmatig tijdnoodproblemen. Hij bereidt zich uitermate goed voor op zijn komende tegenstander, speelt alle partijen die hij kan vinden van zijn opponent allemaal door, kiest op basis daarvan een opening en bestudeert dan circa drie openingsboeken over de desbetreffende openings(variant) en slaat ondertussen alles op in het geniale schakersbrein. Eveneens opvallend is dat Frank een rode pen hanteert; hij ruikt bloed. Dat hij daarentegen op het notatieformulier zichzelf met zwart laat spelen, terwijl hij toch écht de witte stukken hanteert, bevestigt zijn grote onzekerheid over de uitkomst van de partij (zie analyse Van Tellingen – Meijer).
Danny: hier is sprake van een ietwat kinderlijk handschrift, waarbij de notatie niet altijd klopt. Hij gebruikt nauwelijks hoofdletters als het gaat om het noteren van zetten met stukken en maakt tevens een duidelijk onderscheid tussen het nemen van pionnen en stukken (xb4 versus lxc4). Ook nu wordt de einduitslag (remise) niet genoteerd. Wel is er sprak van een duidelijke cadans in zijn handschrift hetgeen duidt op zowel een groot strategisch als tactische inzicht.
Maaike: een buitengewoon interessant handschrift! Dit heeft er o.a. mee te maken dat zij de enige is die – opvallend genoeg – de Engelse notatie hanteert (i.p.v. 3.Pd2, 3.Nd2, etc.). Ze schrijft heel erg klein, maar wel duidelijk en haar notatie is nagenoeg foutloos. Dit alles wijst op een bijzonder bescheiden persoonlijkheid, die een fijnzinnig, praktisch soort schaak hanteert. Een streven naar overzichtelijke stellingen en combinatoir hardhandig toeslaan, als de stelling zich daarvoor leent is haar handelsmerk.
Jos: de notatie van Jos is bijzonder duidelijk. Behalve een paar slordigheidsfoutjes is deze verder onberispelijk. Het handschrift is vrij strak met weinig uithalen (met uitzondering van de J van Jos; alsof hij bevestigd wil zien dat hij écht degene is die achter de, in dit geval zwarte stukken plaatsneemt). Zijn handschrift is haast blokkerig te noemen en een duidelijke spiegel van zijn schaakstijl; Jos is hét schoolvoorbeeld van een uitstekende verdediger (een blok beton), waar je niet zomaar doorheen komt.
Daan: dit is overduidelijk het handschrift van een wetenschapper. Er is sprake van grote verschillen in de notatie; soms heel duidelijk, soms vrijwel onleesbaar. Je ziet hier een man die voortdurend op zoek is naar de diepere betekenis achter elke zet en daardoor niet altijd even praktisch bezig is. Hij is geen Emanuel Lasker, van wie de legendarische uitspraak afkomstig is: ‘Je hoeft niet in elke stelling de beste zet te doen, maar gewoon een goede’! Hij is een geboren onderzoeker, die aan alles twijfelt, net zo lang totdat de waarheid boven tafel komt.
Peter: van alle notaties heeft hij verreweg het meest chaotische handschrift. Het liefst zou hij in plaats van de zetten te noteren overal een kruisje of streepje neerzetten. Zit liever drie uur bij de kapper dan achter het schaakbord en komt daardoor vaak tijd tekort zijn zetten volledig te noteren. Soms staat er slechts een ‘K’, verder niets, en ook letters worden niet afgemaakt. Bijv. de d’s en g’s zijn halve cirkeltjes. Dit alles duidt op een intuïtieve geest, die in staat is lastige stellingsproblemen op een creatieve manier te lijf te gaan en briljante zetten te doen, zonder hier hierover lang te hebben nagedacht. Maakt echter ook slordige fouten door het soms niet goed doorrekenen van varianten terwijl sommige stellingen hier wel om vragen!
Rob: Helaas ontbreekt het notatieformulier van Rob, dus is het voor mij onmogelijk een relatie te leggen tussen zijn handschrift en het vrijwel in elke partij chronisch in tijdnood te komen. Een verklaring hiervan zou kunnen zijn dat hij net als Daan een echte wetenschapper is en daardoor de neiging heeft behalve zijn eigen zetten ook die van zijn tegenstander tot op het bot te willen ontleden, hetgeen soms weinig praktisch schaak oplevert.
Genoeg gekletst, we gaan naar de partijen..
Omdat ik ergens rondom de 18e zet de partij van Daan niet meer kan ontcijferen, Danny verkeerd noteert, het handschrift van Peter onleesbaar is, het notatieformulier van Rob ontbreekt en de partij van Jos zich dit keer niet leent voor een uitgebreide analyse, heeft tot gevolg dat er dus drie partijen overblijven om eens wat nader te bekijken.
Te beginnen met Maaike, een Franse partij, die een goed voorbeeld is van hoe lopers van verschillende kleur beslissend kunnen zijn!
Maaike Keetman (2188) – Peter Glissenaar (2100)
1.e4 e6 2.d4 d5 3.Pd2
Iedereen die meer wil weten van het Frans raad ik de boeken aan van Victor Moskalenko The Flexible French (2008) en The Even More Flexible French (2015).
3..dxe4 4.Pxe4 Pd7 5.Pf3 Pgf6 6.Pxf6+ Pxf6 7.Le3
Meestal is 7.Lg5 de zet die hier op het bord komt. Met de tekstzet is natuurlijk niets mis.
7..Le7 8.Ld3 0-0 9.0-0 b6 10.De2 Lb7 11.c4 c5 12.Tfd1
Dit blijft een lastig probleem: welke toren zet je op welke lijn? 12.Tad1 ziet er logischer uit.
12..Dc7 13.a3 (?)
Beter is 13.dxc5 bxc5 14.Lg5 en wit behoudt z’n sterke zwartveldige loper, die zoals later blijkt behoorlijk gemist zal worden.
12..Pg4! 14.h3 Lxf3
Waarom het loperpaar zo snel opgegeven? Direct 14..Pxe3 was prima geweest.
15.Dxf3 Dh2+ 16.Kf1 Pxe3+ 17.fxe3 cxd4
Beter is 17..f5! en zwart trekt aan de touwtjes.
18.exd4 Lf6
De stelling is nu volledig in evenwicht.
19.De4 g6 20.Tb1 Tad8 21.Lc2 Dd6 22.d5 exd5 23.Txd5 Dc7 24.Txd8?
Min of meer reeds de beslissende fout. Met de tekstzet krijgt zwart gratis de d-lijn in handen en staat vanaf nu duidelijk beter, vandaar dat 24.b3 veel sterker was geweest.
24..Txd8 25.b3 Td4!
Een stelling om eens iets uitgebreider te bekijken. Met zijn laatste zet maakt zwart genadeloos gebruik van de verzwakte zwarte velden in de buurt van de witte koning, die alles behalve veilig staat in tegenstelling tot de zwarte monarch. De witte batterij staat letterlijk op een houtje te bijten en is totaal ongevaarlijk. Zwart staat in hogere zin reeds gewonnen.
26.De8+?
Maakt het nog veel erger door de dame weg te halen van de verdediging van de witte koning. 26.De3 was absoluut noodzakelijk.
26..Kg7 27.Td1?
Gaat voort op het verkeerde pad, hoewel wit ook na 27.De2 Df4+ 28.Df3 Dh2 29.Ke2 De5+ 30.De3 Td2+! 31.Kxd2 Lg5 een zware pijp had gerookt.
27..Df4+ 28.Ke2 Txd1 29.Lxd1 Ld4?
Geeft bijna al zijn voordeel weer weg. Na 29..Lg5! had zwart achter elkaar gewonnen na 30.b4 (30.Dd7 verliest eveneens na 30..De3+ 31.Kf1 Lh4), 30..Dd2+ 31.Kf1 Dxd1+.
30.Kd3 Le5 31.Lf3?
Ziet er logisch uit, maar maakt het zwart nu toch te makkelijk. 31.Dd7 bood veel meer tegenstand.
31..Dd4+
Hij grijpt zijn kans.
32.Ke2 Db2+ 33.Kf1 Dc1+ 34.Ke2 Db2+ 35.Kf1 Ld4
Elke keer verschijnt er een ander stuk op d4. De verzwakte zwarte velden laten zich steeds duidelijker voelen.
36.De1 Dxb3
De eerste pionwinst in binnen.
37.Db4??
Een blunder die niet wordt afgestraft.
37..De3??
37..Dd3+ 38.Ke1 Lc3+ wint de dame.
38.De1 Dxa3
De tweede pion wordt geconsumeerd .
39.Ld5 Dd3+ 40.De2 Df5+ 41.Df3 Dxf3+ 42.Lxf3
En het resterende ongelijke lopereindspel met twee pionnen meer werd onberispelijk tot winst gevoerd.
42..a5 43.Lc6 Kf6 44.Ke2 Ke5 45.Kd3 f5 46.Ld7 h6 47.Le8 g5 48.Ld7 h5 49.Le8 h4 50.Ld7 Lc5 51.Lc6 Kf4 52.Ke2 g4 53.hxg4 fxg4 54.Ld7 Kg3 55.Kf1 h3 56.gxh3 gxh3 57.Lc6 h2 58.Ke2 a4 (0-1).
Concluderend: de voorafgaande grafologische analyse is volkomen correct. Het streven van Maaike naar overzichtelijke stellingen blijkt overduidelijk uit bovenstaande partij, ondanks dat ze dit keer aan het kortste eind trekt.
Frank Agter geeft op de Waagtorensite aan dat Frank van Tellingen thuis ‘maandenlang’ bezig is geweest alle finesses van de Portugese Variant te doorgronden, maar of dit hem is gelukt?! Ben benieuwd welke boeken (of is dit erg ouderwets?) hij daarvoor heeft ingekeken. Zou Center Counter Defense, The Portuguese Variantion (1997) van Selby Anderson erbij zijn geweest?
Frank van Tellingen (2236) – Dolf Meijer (2216)
1.e4 d5 2.exd5 Pf6 3.d4 Lg4 4.Lb5+ Pbd7 5.f3 Lf5 6.Pc3
Een andere mogelijkheid is 6.c4 a6 7.Lxd7+ Dxd7 8.Pge2 e6! 9.dxe6 Dxe6 10.b3! en wit won (Lanka-Hauchard, Torcy 1991).
6..a6 7.La4 b5 8.Lb3 Pb6 9.Pe2 Pfxd5 10.Pxd5 Pxd5 11.0-0
Direct 11.Pg3 is de meest gebruikelijk voortzetting. Na het natuurlijk ogende 11..Lg6?! heeft wit reeds het sterke 12.f4 (dat ook in de partij wordt gespeeld!) klaarliggen. K. Georgiev – Jadoul, Belfort 1989, liep slecht af voor de zwartspeler na 12.f4 e6 13.f5 exf5 14.0-0 f4 15.Ph5 c5 16.Te1+ Le7 17.dxc5 Pe3 13.Dxd8+ Kxd8 19.Pxf4 Pc4 20.Lxc4 bxc4 21.Le3 Lxc2 22.Tac1 La4 23.Pd5 Lb5 24.Tcd1 Tc8 (1-0).
11..e6 12.Pg3 Lg6 13.f4 c5 14.c4 Pf6 15.f5
Hier was 15.d5! Dc7 16.dxe6 Td8 17.exf7+ Kxf7 18.Df3 sterker geweest.
15..exf5 16.cxb5 Dxd4+ 17.Dxd4 cxd4 18.La4 Lc5 19.bxa6+ Kd8 20.Lg5 Txa6
Ondanks de ongetwijfeld vele uren voorbereiding staat er na 20 zetten een stelling op het bord waarin wit slechts ietsje beter staat volgens Fritz. Dit zal ongetwijfeld te maken hebben met het feit dat zwart nog steeds een pion meer heeft en dat de vrijpion op d4 genoeg compensatie lijkt te zijn voor wits pionnenpaar op de damevleugel. Toch zou ikzelf liever met wit spelen in deze stelling. Zwarts lopers kijken tegen hun eigen pionnen aan en de toren op h8 is niet zo gemakkelijk in het spel te brengen. Behalve dat staat de zwarte koning toch wel erg onbeschermd en het paard op f6 in een lastige penning. Ook de pion op f5 is ten dode opgeschreven.
21.Lb5 Tb6 22.a4 h6 23.Lh4 f4 24.Tac1 Ld6
Beter was 24..fxg3 25.Lxf6+ Txf6 26.Txf6 gxf6 27.Txc5 gxh2+ 28.Kxh2 Ke7 29.Tc7+ Ke6 30.Kg3 Td8 31.Kf4 d3 en de zwarte pion neemt steeds gevaarlijkere vormen aan.
25.Pe2 d3 26.Pxf4 d2?
Die had hij beter nog een tijdje op d3 kunnen laten staan. Vandaar dat het beter was het sterke paard, dat twee zetten later naar het prachtige veld d5 springt, eraf te slaan.
27.Tcd1
Wit staat nu duidelijk beter.
27..Lb4?
Nu zou 27..Lxf4 geen zin meer hebben, omdat na 28.Txf4 Td6 29.Tf2 Kc7 30.Lxf6 gxf6 31.Tfxd2 zwart zijn troef op d2 verliest en de witte vrijpionnen beslissend zijn, maar ook de tekstzet is geen topper. Zijn enige kans was 27..Lc5+ 28.Lf2 Lxf2+ 29.Kxf2 Kc8! geweest en uit de penning te gaan.
28.Pd5 Lc5+
Eén zet te laat. Zwart staat verloren.
29.Kh1 Txb5
Wanhoop. Ook 29..Td6 30.Txd2 is hopeloos.
30.axb5 Ld3?
En nog een blunder als toetje. Frank weet er wel raad mee.
31.Txf6! gxf6 32.Lxf6+ Kd7 33.Lxh8
Waarom zwart hier nog zes zetten deed in plaats van direct op te geven, zullen we hoogstwaarschijnlijk nooit weten (Oh, had ik zijn partijnotatie maar..).
33..Lxb5 34.Txd2 Kc6 35.Pc3 Le4 36.Ld4 Le7 37.Td1 Lg5 38.Lg1 Lb3 39.Ta1 (1-0).
Ook nu blijkt mijn grafologisch onderzoek te kloppen als een zwerende vinger. Frank heeft zich uitstekend voorbereid op deze partij, hetgeen blijkt uit zijn bewuste keuze voor een belangrijke zijvariant in deze opening (6.Pc3) en zijn doortastende spel in de rest van de partij.
Andere Frank speelde een krankzinnige partij tegen Wiggert Pols.
Wiggert Pols (2053) – Frank Agter (2219)
1.e4 e5 2.d4 exd4 3.c3 d5
De sterkste voortzetting. Als zwart te hebberig is na 3..dxc3 krijgt wit wat hij wil: open lijnen en ontwikkelingsvoorsprong voor een pion. (Hij kan zelfs besluiten na 3..dxc3 niet terug te nemen, maar na 4.Lc4 ook de pion op b2 te offeren).
4.exd5 Dxd5 5.cxd4 Pc6 6.Le3 Pf6 7.Pf3 Lb4+ 8.Pc3 Da5 9.Tc1 Lg4
Zwart had hier al rustig een pionnetje mee kunnen pikken op a2.
10.Le2 0-0
Ook nu was er niets op tegen 10..Dxa2 te doen, maar de zwartspeler ontwikkelt liever zijn stukken, waar natuurlijk wel het e.e.a. voor te zeggen is. Overigens was in plaats van de tekstzet 10..0-0-0 met aanval op de d-pion sterker geweest.
11.0-0 Tfe8 12.a3 Lxc3 13.bxc3
Geeft zonder enige reële compensatie de a-pion weg.
13..Dxa3 14.h3 Lh5 15.g4 Lg6 16.Ph4 Pd5 17.Pxg6 hxg6 18.Dd2 Dd6 19.Lg5 Pf6 20.Lf3 Pe4
‘Helpt’ wit zijn loperpaar op te geven. In hogere zin staat zwart reeds gewonnen met een pion meer en een vrijpion op de damevleugel.
21.Lxe4 Txe4 22.Lh4 Tae8 23.Lg3 Dd7 24.Da2 a6 25.Tfd1 Kh8
Met het idee de f-pion te laten oprukken.
26.d5?!
Wit moet wat, maar geeft nu wel het sterke veld e5 weg aan zwart.
26..Pe5 27.Db1 f5!
Breekt de witte koningsstelling open.
28.Dxb7 f4
Een moeilijk te beoordelen zet. Wellicht was 28..fxg4! beter, hoewel ook dan de uitkomst na 29.d6! (niet 29.h4? Pf3+ 30.Kh1 Df5! 31.Da6 Te1+ 32.Txe1 Pxe1! 33.Df1 Dxd5+ 34.f3 Pxf3 en zwart wint), 29..Pf3+ 30.Kh1 gxh3 31.Dxc7 Dxc7 32.dxc7 nog lang niet vaststaat.
29.d6!
Pakt zijn enige kans.
29..Pf3+ 30.Kg2 fxg3 31.dxc7
Er staat een bijzonder dynamische stelling op het bord die, duidelijk beter is voor zwart.
31..Ph4+
Hier geeft Fritz 31..Df7! aan en komt dan met de krankzinnige variant: 32.Dxe4 Txe4 33.c8(D)+ Kh7 34.Dc5 Df4 35.Te1 Ph4+ 36.Kf1 Dd2 37.Ted1 De2 38.Kg1 Df3 en wit gaat mat! Toch lijkt er, gezien het partijverloop weinig mis met de tekstzet.
32.Kxg3 De6!
Ziet matpatronen, maar 32..Pf5 was objectief beter geweest.
33.Kxh4
Hoeft niet tot verlies te leiden, maar is wel heel gevaarlijk, zeker gezien de opkomende tijdnood. 33.Dd5 was een stuk veiliger geweest.
33..De5?
Blijft consequent op mat spelen, hetgeen echter bij goed spel van wit onvoldoende zou zijn geweest. Na 33..Tf8 34.Tc2 Te2 35.Txe2 Dxe2 staat zwart wél gewonnen.
34.c8(D) g5+ 35.Kh5 Df6
36.D8c6?
In tijdnood maakt wit de beslissende fout. Na 36.Dxa6! gaat het volle punt naar wit, omdat zwart dan geen 36..T4e6 heeft vanwege het slaan op e8.
36..T4e6!
Beslissend. Wit gaat mat.
37.Dxe8+ Txe8 38.Td6 Dxd6 39.Kxg5 Df6+ 40.Kh5 Dh6 mat.
Een geweldige partij!
Dat de grafologie langzamerhand wel erkend mag worden als een échte wetenschap, wordt ook dit keer bevestigd door de overduidelijke relatie tussen Franks handschrift en zijn spel in deze partij. Er is sprake van een hoge dosis creativiteit, maar ook de neiging zijn eigen kansen soms ietwat te overschatten.
Hebben nog meer schakers van De Waagtoren behoefte aan een dergelijke ‘wetenschappelijke’ analyse, laat maar weten. De grafologie heeft mijn hart gestolen!
4 Comments
Leave A Comment
You must be logged in to post a comment.
Een fraai stuk Marten, toch zijn de werkelijke verklaringen en oorzaken, zoals vaak, triviaal. Blijgevend van een compleet gebrek aan inzicht in het begrip ironie wil ik deze platvloerse oorzaken graag uit de doeken doen, ofschoon het de pret van het hypostateseren niet voorweg mag nemen. De rode pen was de enige voorhanden zijnde en lag tevens als leraar redelijk voor het grijpen. (Heideggeriaanse verwijzingen niet schuwend). Wat betreft de lange notatie, dat is eigenlijk een stil eerbetoon aan mijn voormalige schaakmakker, Martin Munnik.
Mijn voormalig scheikundeleraar had een handschrift dat voor iemand die zijn uitleg niet had bijgewoond totaal niet te ontcijferen was. We reproduceerden zijn krabbels nauwgezet in ons schrift en legden deze voor aan anderen, die er geen chocola van konden maken. Het paste perfect bij zijn driftige, chaotische persoonlijkheid. Hij dacht te snel voor zijn handen.
Dat lijkt overigens op een anekdote van de kwantumfysicus Abraham Pais over het handschrift van Niels Bohr. Toen ze aan het brainstormen waren over een uitleg van een experiment, stelde Bohr voor om het woord ‘harmony’ te gebruiken, waarna hij het, volledig onleesbaar, op het krijtbord kalkte. Even later stelde hij voor om ‘harmony’ toch te veranderen in ‘uniformity’. Hij zette met zijn krijtje een punt op het bord en hopla, opeens stond er uniformity i.p.v. harmony.
Op deze partij ben ik niet echt trots. Vooral omdat ik het winnende 31… Df7 wel zag, maar het niet helemaal rond kon krijgen. De echte fout zat in mijn tijdverbruik, waardoor ik niet veel tijd meer over had in deze kritieke stelling. Normaal is het tijdverbruik juist een van mijn sterke kanten, vind ik. Om mijn openingsgeheimen niet prijs te geven denk ik er overigens aan om ook onleesbaar te gaan schrijven.
Schrijgt Maaike overigens niet het tijdverbruik naast haar zetten? Of doet alleen Jeroen dat? Ik ben benieuwd wat de deskundigen daarover te zeggen hebben.
Leuk stuk, Marten! Ik ben blij dat mijn handschrift te lezen was voor je, Wim vond het niet altijd even leesbaar. Hij was zeer geïnteresseerd in mijn tijdgebruik en dat is de reden dat ik dat er inderdaad naast schrijf, Frank. Mijn grote voorbeeld Judit Polgar deed dat zelf ook altijd en trekt daar in haar boekenserie regelmatig interessante conclusies uit.
Marten, je zou eigenlijk eens een studie moeten maken van de ASK-notaties. Ik heb daar heel wat handschriften voorbij zien komen waar een psycholoog op zou kunnen promoveren.