Frank van Tellingen

Profylaxe voor beginners

By Published On: 29 november 2014Categorieën: Analyses, TheorieViews: 217010s Reacties on Profylaxe voor beginners

Wim Andriessen gaf in zijn stuk over de fraaie overwinning van Maaike een stille hint omtrent de analyse – of liever het gebrek daaraan – van partijen van het eerste team door eerste-teamleden. Ik wil de gelegenheid aangrijpen om een partijanalyse te combineren met instructie.

Eerder schreef ik al over het thema “restrictie” in partijen van Karpov en Capablanca, zie “hoe worden we beter”,  vandaag iets over “profylaxe” – een thema zijdelings met dat van “restrictie” is verweven. Profylaxe betekent het actief verhinderen van mogelijkheden van de tegenstander. Het is één van de belangrijkste vaardigheden om beter te kunnen schaken. We zijn van kinds af aan erop gericht om onze eigen plannen meer aandacht te schenken dan die van de tegenstander. Toch speelt deze ongeveer de helft van de zetten in onze partijen (Aagaard). Wie beter wil schaken, zou vaker de vraag “wat zou mijn tegenstander doen, als hij nu aan zet was?” moeten stellen – het goed kunnen beantwoorden van deze vraag leidt tot betere, veel concretere en doelgerichtere zetten. Vaak wordt ‘profylactisch’ spel verward met ‘passiviteit’. Echte profylaxe verhindert echter ongewenste mogelijkheden van de tegenstander essentieel op een actieve manier: tegelijkertijd worden de eigen mogelijkheden voorbereid.

Een voorbeeld: wat speelt wit in de onderstaande stelling? Zwarts laatste zet was 10…a6 met de overduidelijke bedoeling voort te zetten met 11…b7-b5. Wit kan nu bijvoorbeeld 11. a2-a4 spelen, maar dat geeft zwart beschikking over het veld b4. Als het zonder 11. a4 kan zou dat erg prettig zijn.

Profylaxe voorbeeld 1

Uit de wedstrijd ASG – PatMat 21-9-1996 Van Tellingen – Nelwan. Stelling na 10…a6.

De gedachtegang gaat ongeveer zo: stel dat zwart b5 heeft gespeeld, wat zou wit dan graag spelen? Juist: d4-d5. Hoe kan wit d5 voorbereiden? Door een toren naar d1 te spelen. Welke toren maakt daarbij niet zoveel uit, in deze stelling ligt Tfd1 misschien het meest voor de hand, omdat de andere toren dan nog naar c1 kan.

Wit speelde derhalve 11.Tfd1!? en zwart greep mis met b5? 12.d5! en nu staat wit zowel na 12…bxc4 13.dxc6! Dc7 14.Dxc4 Lb7 (d7) 15.Pe5! als 12…exd5 13.Pxd5 of Lxd5 heel erg goed.

In de partij was zwart zo geschrokken van 12.d5! dat hij meteen een grote blunder maakte met 12…Pa5?? en na 13.dxe6 Dc7 14.exf7+Kh8 15.Ld5 Lb7 16.Tac1 Pc4 17.Lf4! was het spoedig gedaan.  Het bedenken van dergelijke “positionele” valstrikken voor de tegenstander is vaak nog bevredigender dan een mooie combinatie.

 

Afgelopen zaterdag speelde ik tegen Günther Ballon een partij waar het thema ‘profylaxe’ overduidelijk aanwezig was en voor een groot deel kritieke keuzes in de partij bepaalde.  De analyse zal ik hier beperken tot enkele momenten waarop er door beide spelers “kritieke keuzes” werden gemaakt. Dat zijn keuzes in bijvoorbeeld de pionnenstructuur, het vastleggen van het centrum, het accepteren van bepaalde verzwakkingen of ruimtegebrek enzovoorts, die lange tijd het karakter van de strijd op het bord bepalen. Onderstaande stelling ontstond na een Spaanse opening met 3…g6 en is het eerste moment waarop er een kritieke keuze voorligt.

 

Ballonzet8

Frank van Tellingen (2247) – Günther Ballon (2160) stelling na 8.d5

In de onderstaande stelling koos ik voor 8.d5 (een alternatief is bijvoorbeeld 8.Lg5) om meerdere redenen. Ten eerste schept het duidelijkheid: wit kiest voor een stelling met een ruimteoverwicht op de damevleugel, vergelijkbaar met een stelling die uit het Konings-Indisch kan ontstaan. Dat maakt het vervolg – de overgang van opening naar middenspel overzichtelijk: wit zal proberen om zijn ruimteoverwicht te gebruiken om een open (c)-lijn op de damevleugel te scheppen – meestal via het aanknopingspunt d6 – via c4-c5xd6 en daarna binnen te dringen in de zwarte stelling. Zwart zal waarschijnlijk proberen tegenspel te scheppen op de koningsvleugel middels wendingen als Ph5-f4 en f7-f5. Natuurlijk is dit maar een globaal idee in zo’n stelling. Zwart kan ook proberen eerst de witte opmars op de damevleugel te vertragen alvorens ten aanval te trekken op de koningsvleugel. En er zijn zelfs stellingen waarin zwart juist op de damevleugel middels een goed getimed c7-c6xd5 of c7-c6 en b7-b5 aan de ene kant, f5 aan de andere, het witte centrum probeert op te blazen (enkele recente partijen van Radjabov laten dit goed zien). Belangrijk verschil ten opzichte van het Konings-Indisch is dat wit hier de witveldige lopers kan ruilen. Meestal stelt en aanval van zwart dan niet zoveel meer voor: de pionnenstorm g6-g5-g4-g3 kan worden opgevangen door een tijdig h2-h3 en er is dan geen Lxh3 meer om de witte koningsstelling op te blazen. Een voorbeeld uit de praktijk van het Konings-Indisch:

Gunstige ruil witveldige lopers

In een dergelijke stelling heeft zwart nu prematuur 11…f5-f4 gespeeld en wit kan hier direct van profiteren door 12.Lg4! te spelen benevens Lxc8 en f2-f3. Zodra er een zwarte pion op g3 opdaagt sluit wit de koningsvleugel hermetisch af door h3 te spelen en heeft dan de vrije hand op de koningsvleugel. Een standaardgebod voor spelers van het Konings-Indisch luidt dan ook: nooit zult gij uw Lc8 afruilen. Als tweede gebod hoort daarbij: nooit zult gij Lc8 op een andere diagonaal plaatsen dan c8-h3. Een dergelijk voordeel bezit wit dus ook in de variant uit het Spaans in bovengenoemde partij.

 

Van Tellingen – Ballon vervolgde met 8…Pb8 9.c4 (wit kan zelf slaan op d7: maar waarom de tegenstander niet wat meer keus geven? Meer keuzes leidt meestal tot mindere zetten en meer tijdverbruik. Elke zet zal zwart zich afvragen wat te doen: slaan, laten slaan of weghalen). 10.Pc3 0-0 11.Te1!? de idee achter deze zet is om 12. c5 voor te bereiden.

Lang geleden speelde wij met ASG tegen Heerhugowaard en kwam ik zonder enige kennis van zaken in de volgende stelling tegen Piet de Haas:

VanTellingen_DeHaas

Van Tellingen – De Haas uit de wedstrijd ASG – Heerhugowaard 2002-2003

Als e4-speler was de stelling na de 8e zet me onbekend. Ik zocht een      zet die Piet waarschijnlijk ook niet eerder had gezien en die tot ons   onbekende stellingen zou leiden, waarin we zelf moesten nadenken – theorie van deze variant kende ik niet, op enkele partijen van Daan Geerke na (Daan! Deze variant maar weer eens oppoetsen). Uiteraard bleek 9. c5 gewoon de theoretische zet te zijn naast 9. e4.

De pointe van 9.c5 is tactisch en blijkt uit de respons van piet: 9…dxc5?! 10.Pxe5 Pfxd5? 11.Pxd5 Lxe5 (Pxd5 12.Pxf7!) 12.Lg5 en wit komt met duidelijk voordeel uit de opening.

 

 

 

 

Deze episode verklaart de volgende zet: 11. Te1!?

Van Tellingen - Ballon stelling na 11.Te1!?

Van Tellingen – Ballon stelling na 11.Te1!?

 

In de stelling voor 11.Te1 faalt 11. c5? omdat zwart hier antwoordt met 11…dxc5 12.Pxe5 Pxe4 benevens Pxc3. Indien er echter een toren op e1 staat, wordt Pxe4 beantwoord met Txe4 en Pxd5 met exd5. In beide gevallen zou Pe5 gedekt staan. Is 11.Te1 nou de beste zet?Dat wil ik  niet beweren: maar het gaat erom dat er een concreet idee achter schuilde en niet alleen abstracte overwegingen als ‘men moet zijn centrum überdecken’ of iets dergelijks. Wit brengt een nieuwe mogelijkheid in de stelling. Daarom zijn profylactische zetten zo bevredigend: vaak geven ze de tegenstander het idee dat er geen verschil is tussen de stelling voor of na – pas op het moment dat het te laat is, wordt zo’n verschil vaak duidelijk.

Tijdens de partij speelde ik bijvoorbeeld geen 11.Le3 omdat ik zwart geen tempowinst wilde geven (Pg4 gevolgd door f5) – maar bij nader inzien blijkt dat idee onzalig: zodra zwart f5 speelt profiteert wit in deze stelling onmiddellijk vanwege de zwakte van veld e6 middels een goed getimed Pg5-e6 (bijvoorbeeld 11.Le3 Pg4 12.Lg5 f6 13.Ld2 f5 14.exf5 gxf5 15.h3 Pf6 16.Pg5) – ook een mogelijkheid trouwens die wit in deze stelling heeft vanwege het feit dat de witveldige lopers hier anders dan in het Konings-Indisch geruild kunnen worden. De opstoot f7-f5 is vaak voorbarig en verzwakkend ten opzichte van veld e6.

Zwart begreep het witte idee achter 11.Te1!? en reageerde nu onnodig met 11…b6. Een zet die ik toch een prestatie vond: het is een concessie. Een lichte verzwakking van de witte velden rondom b6 (b5,c6,b7,c8), maar bovenal is de zet nu niet direct noodzakelijk. Zwart kan ook Lxa4 en Pbd7 spelen. Wit heeft dan tijd nodig om c5 voor te bereiden middels b4.

[Tussen twee haakjes: de partij Tshekovsky (2570) – Klovans (2490) bereikte ook de diagramstelling. Zwart speelde daar 11…Ph5 met de bedoeling tegenspel te scheppen. Wit zette in die partij voort met 12. Le3 Lxa4 13.Pxa4 (hier wel, omdat wit dan snel c5 kan doen) Pd7 14.c5 b5 15.cxb6 cxb6 16. Tc1 en wit had zijn gewenste open c-lijn en bovendien het punt c6 als springplank.) Na 17. Pc3 Pb6 18. b3 Pf6 19. Pd2 Pfd7 20.a4! bxa4 21.bxa4 Tc8 22.De2 Pb8 23.a5 verlegde de strijd zich naar de b-lijn.]

Van de serie A terug naar de jupiler league: Van Tellingen – Ballon ging vanuit het diagram dus verder met 11…b6 12.a3 – nodig, want op direct 12. b4 volgt a5! en wit kan niet voorkomen dat zijn pionnenstructuur op de damevleugel wordt aangetast. Als je de b-pion wegdenkt, dan is het witte initiatief voor een lange tijd verdwenen (niet helemaal, want wit heeft nog wel plannen als a4-a5). Tevens is 12. a3 een constructieve wachtzet: het draagt bij aan een toekomstig plan van wit, terwijl wit ook afwacht wat zwart nu gaat doen. Gaat hij tegenspel op de koningsvleugel organiseren (Ph5) of vervolgt hij zijn verdedigende strategie?

Een paar standaardideeën voor deze structuur: wit wil natuurlijk b2-b4 en c4-c5 spelen.

Zwart legt de structuur vast met a5-a4

Zwart legt de structuur vast op, waardoor de pionnenmassa niet meer mobiel is op de damevleugel (waar wit een ruimteoverwicht heeft)

 

 

Indien wit in een dergelijke stelling nu te enthousiast 11. a3!? speelt, kan zwart vaak reageren met a5-a4! Als wit toch zijn ruimteoverwicht op de damevleugel wil benutten kost dit nu veel meer tijd: hij zal eerst 11. b3 moeten spelen en daarna pas a3 / b3-b4. Het verkrijgen van het initiatief in dit soort stellingen is vaak een kwestie van een paar tempi meer of minder.

 

 

 

 

 

Zwart legt de damevleugel lam.

Zwart legt de damevleugel lam.

 

Nog een klein voorbeeld, een variatie op het thema: ook hier speelt zwart a5-a4! – de pion staat indirect gedekt (Pxa4? Pxe4!). Zwart vervolgt natuurlijk met Pd7-c5. Speelt wit nu 11. Le3 Pc5 12. Lxc5 dxc5 13.Pb5 dan is zwart op tijd om zijn paard om te spelen naar het blokkadeveld d6, waarvandaan het paard eveneens de opstoot f7-f5 ondersteunt (een zogenaamde actieve blokkadeur).

 

 

 

Terug naar Van Tellingen – Ballon: de vraag is weer, wat doet wit nu? (Profylactisch denken is noodzakelijk!).

Van Tellingen - Ballon na 13...Pbd7. Wat speelt wit?

Van Tellingen – Ballon na 13…Pbd7. Wat speelt wit?

 

Zwart wil met zijn laatste zet natuurlijk graag een paard naar c5 brengen. Wit op zijn beurt kan dat ogenschijnlijk verhinderen middels 14.b4? – die zet zou echter een grove fout zijn. Zwart kan namelijk sterk reageren: 14. b4? a5! en hoe wit ook reageert, op de volgende zet speelt zwart 15…axb4 en heeft wit geen andere keus dan met zijn dame terug te nemen. Na 16. Dxb4 heeft zwart niet alleen het witte initiatief op de damevleugel in de kiem gesmoord, maar ook nog eens een fraai veld voor zijn paard veroverd. Wit moet dus geduld betrachten. Ten eerste is 14…Pc5 geen directe dreiging: wit speelt geduldig 15. Dc2 en moet er dan voor zorgen dat hij daarna direct vervolgt met b4 om het paard weer weg te jagen. Het is daarom noodzakelijk dat wit zijn torens met elkaar verbindt. Een logische zet is daarom een loperzet. Ik speelde daarom 14. Ld2. Wederom wil ik niet beweren dat dit de enige of beste zet in de stelling is, maar het is wel een logische zet met een concreet en logisch idee erachter. Slecht kan de zet derhalve niet zijn. U ziet: profylactisch denken behoedt de mens voor overhaaste beslissingen. Even later stond de volgende stelling op het bord:

Zwart blijft afwachten. Met zijn laatste zet hint hij naar een mogelijk b6-b5 om van de kwetsbare positie van de witte dame gebruik te maken. Wat speelt wit?

Zwart blijft afwachten. Met zijn laatste zet hint hij naar een mogelijk b6-b5 om van de kwetsbare positie van de witte dame gebruik te maken. Wat speelt wit?

 

Ook hier heeft wit meerdere goede alternatieven. De eerste vraag is echter: wat wil zwart? Zijn laatste zet was Tf8-b8, waarmee de optie b6-b5 een feit is. Op het eerste gezicht lijkt b6-b5 nog geen dreiging, maar zelfs het kleinste beetje tegenspel wil je eigenlijk niet toelaten. Toch is een interessante mogelijkheid (stel wit speelt iets als 16. h3 b5!? (misschien objectief niet goed, maar ook niet slechter dan de alternatieven) 17. cxb5 axb5 18.Dc2 (Db3? Pb6-c4) Pb6 19.Pxb5 Pbxd5 20.a4 Pb6 21.a5 Pbd5 en weliswaar staat wit hier duidelijk beter, maar in zo’n stelling wil je toch liever de controle behouden en niet teveel compliceren als het niet nodig is. Maar dat zal ook wel een kwestie van smaak of stijl zijn. Ik wilde zwart graag afstraffen voor de verzwakking b6 en liever de dame niet terugtrekken: daarom – voorwaarts! Vanaf het veld c6 is de dame bovendien lastig voor de zwarte stukken. In veel varianten hangt pion a6 of toren a8. En wit heeft een duidelijk vervolgplan: a4-a5xb6 om de a-lijn te openen.

Daarom: 16. Dc6!? Pe8? (niet direct nodig, want c7 stond indirect gedekt, als wit slaat heeft zwart het sterke 17…Tc8 18.Db7 Dd8! en de witte dame is in de problemen. Beter had zwart met Pf8 op dameruil aangestuurd, hoewel wit in dameloze middenspel altijd beter staat vanwege zijn ruimteoverwicht) 17. a4 forceert de zaak 17…a5 – gedwongen anders speelt wit 18. a5, waarna zwart bijvoorbeeld niet kan nemen op a5, vanwege Txa5 en de zwakte op a6 laat zich voelen – b4 staat dan indirect gedekt omdat de toren op a8 hangt.) 18. bxa5 Txa5? Het alternatief 18…bxa5 levert weer een interessante stelling op in de categorie ‘profylaxe’:

Wat wil zwart?

Wat wil zwart?

 

Hoewel wit een op het oog dominante stelling heeft zit het tegenspel altijd in een klein hoekje. Overduidelijk zou zwart op zijn volgende zet 19…Pc5 spelen. Reageert wit nu al te naïef met 20.Tab1 Pc5 21. Tb5? spelen, dan vervolgt zwart sterk met 21…Pd3! 22.Teb1 Pb4! en zwart is helemaal terug in de partij. Wit moet dus nog wel een beetje oppassen. Het beste wordt daarom Pc5 verhinderd en 19. Le3! is dan logischerwijs de aangewezen zet. Toch was dit zwarts beste kans. Na 19…Dd8 20. Tab1 Tb4 21.Pa2 Txb1 22.Txb1 Pef6! 23. Pc3 Pg4 (en hier moet wit een paar lastige keuzes maken en vooral alert zijn. Een fraaie manier om de dame te laten insluiten bestaat bijvoorbeeld in Pc5/Ta6).

 

 

Stelling na 20.a5

Stelling na 20.a5

 

In de partij volgde 19.Pb5 Taa8 20.a5 – consequent. Wit moet geduld hebben. 20.Pxc7? is te ongeduldig. Nu is 20…Tc8? (wat mijn tegenstander van plan was) niet goed vanwege 21.Pxa8! Txc6 22.dxc6 Pb8 23.Pxb6 Pxc6 24.a5 en wit staat gewonnen), maar zwart speelt 20…Pxc7! 21.Dxc7 Tc8 22.Db7 Dd8!  en door de dreiging Pc5 is wit genoodzaakt direct af te wikkelen naar een gelijke stelling: 23.a5 Tab8 24.Da6 Pc5 25.Db5 bxa5 26.Dxa5 Dxa5 27.Txa5 f5 = – zie analysediagram hieronder.

 

 

 

Analysediahram na het ongeduldige 20.Pxc7?

 

In de partij volgde 20…Pc5 – volstrekt overzien, maar in een goede stelling zit altijd een goede voortzetting. Na 21.axb6 Txa1 22.Txa1 Txb6 23.Da8 staan de zwarte stukken gewoonweg te ongelukkig. Er dreigt Pxc7 en ook La5. Zwart kan niet al deze dreigingen pareren.

VanTellingen_Ballon 5

Van Tellingen – Ballon na 23.Da8

 

Nu faalt 23…Pxe4 bijvoorbeeld op 24. La5 (sterker dan 24. Pxc7 P4f6!) 24…Txb5 25.cxb5 Dd7 26. Dc6 P4f6 27.Lxc7!

Eveneens hopeloos is 23…Pb3 24.Ta7 Pxd2 25.Pxd2 Lf8 26.Dc8 Pf6 27. Txc7 

Of ook 23…Pd7 24.Pxc7! Tb8 25.Dc6! Pc5 (Tb6?? 26.Ta8!) 26.Pa6

In de partij koos zwart voor het eveneens hopeloze 23…Lf8 en na 24.Ta7 Dd7 (Pd7 was het minste kwaad 25.Lg5 f6 26.Le3 Tb8 27.Dc6 en wit behoudt zijn dominante stelling, maar er is nog niets geforceerds) 25.La5! Txb5 26.cxb5 Dxb5 27.Dc6 Dxc6? – alles was hardnekkiger dan dit 28.dxc6 Pe6 29.Ta8 Pf6 30.Tc8 Pxe4 31.Lxc7 Kg7 32.Lb8 Le7 33.Te8 Kf6 34.c7 1-0.

Tot slot nog een opgave in de categorie ‘profylaxe’

Bevrijdende pionzetten. Stelling na Da5-c7. Wat dreigt zwart en wat speelt wit daarom het best?

Opgave 1 Bevrijdende pionzetten. Stelling na Da5-c7. Wat dreigt zwart en wat speelt wit daarom het best?

 

10 Comments

  1. Willem Andriessen
    Willem Andriessen 29 november 2014 at 18:29

    Een prachtig werkstuk Frank en uiterst leerzaam. Wat je opgave betreft zou ik met 1.a4 beginnen om b7-b5 te verhinderen (Zwarts’ stukken staan te ongelukkig om hiervan te profiteren) om daarna op f4 aan te sturen. Of zit ik er helemaal naast?

  2. Frank van Tellingen
    Frank van Tellingen 29 november 2014 at 18:38

    1.a4 kan – de dreiging is inderdaad b7-b5. Maar er is een zet die flexibeler is.
    Na a4 heeft zwart de mogelijkheid om de damevleugel wellicht ooit hermetisch te sluiten na Le7 en a5. (Fraai is het niet om veld b5 prijs te geven, maar wit kan er niet veel mee, vooralsnog).

  3. Danny
    Danny 29 november 2014 at 18:51

    1.b3 om c4 te voorkomen

  4. Frank van Tellingen
    Frank van Tellingen 29 november 2014 at 19:30

    Goed zo Danny, helemaal in de geest van Petrosian.

  5. Danny
    Danny 29 november 2014 at 19:47

    Ja, hij heeft goed bij mij afgekeken

  6. Frank van Tellingen
    Frank van Tellingen 29 november 2014 at 20:20

    Hm… Misschien eens je historische feiten checken, maar volgens mij was ie al dood voor je was geboren, maar misschien ben je de reïncarnatie?

  7. Danny
    Danny 29 november 2014 at 20:59

    Zo zie je maar hoe knap het van hem was

  8. drulovic
    drulovic 29 november 2014 at 22:05

    De grote meester. Geen bovenmatig intelligent heerschap, maar qua schaaktalent vrijwel ongeëvenaard. Bij het grote publiek vooral bekend als houwdegen, zeker op latere leeftijd lijdend aan het Klaas Silver syndroom: bang om te verliezen. Maar hij was ook een briljant tacticus en vermoedelijk tevens de beste snelschaker ooit. Maar dat terzijde.

  9. Frank van Tellingen
    Frank van Tellingen 29 november 2014 at 22:08

    Ben je nu niet in de war met Rob Hartoch als het gaat om de angst te verliezen?
    Overigens denk ik dat Tal ook geen slechte vluggeraar was. En de Fischer die Short alle hoeken van het bord liet zien natuurlijk.

  10. drulovic
    drulovic 29 november 2014 at 23:01

    Tal was ook redelijk ja. Chepukaitis, Fischer. Maar toch geen Petro.

Leave A Comment