drulovic

Besef

By Published On: 25 februari 2016Categorieën: ColumnsViews: 14579s Reacties on Besef

Overal om mij heen zie ik kinderen die welhaast exacte kopieën zijn van hun ouders. Trots roepen de vaders in koor: ‘Hij heeft mijn neus, mond, navel, ogen, oren en/of grote teen!’ Bij mijn dochters was het kopieerapparaat stuk. Toegegeven, anderen zien bij hen altijd wel kleinigheden die iets weg hebben van mij, maar dat is eenvoudig statistisch te verklaren. Zet ze naast eender welk Waagtorenlid (of naast gewone mensen) en men zou ook daar gelijkenissen aantreffen. Eén ding heeft mijn oudste dochter echter zeer zeker van mij geërfd: mijn aandachtspanne. Heeft ze zin in puzzelen, dan kiepert ze de doos met 100 stukjes om, waarna de kleurpotloden lonken. Nadat deze allemaal uit de bak zijn gehaald, is Lego opeens toch wel erg leuk. Je raadt het al: binnen luttele minuten ligt de kamer vol met ongebruikt speelgoed. Eens in de zoveel tijd trekt een uit de kluiten gewassen magnetisch zakschaakspel haar aandacht: ‘Papa, zullen we schaken?’ Verder dan het opzetten van de stukken komen we niet.

Afgelopen week vierden we haar zesde verjaardag. Een vriend van mij –oud-ASG-lid Ivan B.- vertelde mij dat zijn zoontje urenlang geïntrigeerd met hem geschaakt had. Toen mijn dochter dat hoorde, wilde ze niet onderdoen voor haar leeftijdsgenootje. Nog dezelfde avond werd het schaakbord afgestoft en legde ik haar weer uit dat de koningin geen bochtjes mag lopen en dat de zwartveldige loper niet stiekem naar wit mag oversteken.
Ditmaal werd de aandacht van mijn jongste dochter (die overigens wat deze karaktereigenschap betreft op haar moeder lijkt en dus uren met iets bezig kan zijn) getrokken door ‘die bruine en gele poppetjes’. Ze pakte de koning en dame en ervoer zichtbaar plezier door hun magnetische aantrekkingskracht. ‘Schaken is leuk’, zo zei ze. Daarop reageerde mijn oudste dochter kribbig dat ze helemaal niet kán schaken en ons de partij moest laten afmaken. Ik stelde de kleine gerust: ik kan er na een jaar of dertig ook nog altijd niets van.

Enkele weken geleden schreef Hans Ree, naar aanleiding van het debacle van Anand in Gibraltar, over het moment waarop hij besefte niet meer te kunnen schaken. Hij verloor in 2001 van een onbekende Duitser tijdens het Lost Boys toernooi te Amsterdam, waarna hij zich realiseerde dat de titel Grootmeester een relikwie uit het verleden was. Inmiddels is hij veruit de laagst gerate Nederlandse GM, met weinig meer dan 2300. Hoewel ik nooit op topniveau geacteerd heb, ervaar ik wekelijks dat moment waarover Ree schreef (ofschoon er kan worden betwist of het woordje ‘meer’ niet moet worden weggelaten). Meerdere malen zelfs. Ten eerste als ik de partij speel en een voortzetting van mijn tegenstander compleet gemist heb (ook deze week was het weer zover, tegen Leo). Vervolgens in de analyse, wanneer ik een zet blijk te hebben verworpen die veel beter was dan de gespeelde variant. Als ik een dag later een nagenoeg ongelezen openingsboek tevoorschijn tover blijkt dat mijn zetvolgorde een ernstige vergissing was en als ik zo eens per half jaar een partijtje invoer in het siliconenmonster, blijkt voor de zoveelste maal dat ik er écht helemaal niets van kan. Ik vraag me ook ten minste eens per week af waarom ik überhaupt nog begin aan zo’n marteling. Maar dan denk ik aan de afsluitende woorden van Ree: ‘Overigens valt er ook als je het niet (meer) kunt, nog veel plezier te beleven met schaken.’ Voorlopig win ik gelukkig nog van mijn dochter. Dat denk ik althans, wanneer we een partij zouden afmaken.

9 Comments

  1. Ruud Niewenhuis
    Ruud Niewenhuis 25 februari 2016 at 11:24

    Ik heb weer genoten van je schaakproza! Maar…. als het woordje ‘meer’ weglaat, klopt die zin niet meer, en begrijp ik niet (meer) wat je bedoelt, ben ik nou zo dom of…..;-(

  2. drulovic
    drulovic 25 februari 2016 at 11:27

    Het besef dat ik niet (meer) kan schaken. Heb ik het ooit wel gekund(?), vraag ik me namelijk vaak af.

  3. Ruud Niewenhuis
    Ruud Niewenhuis 25 februari 2016 at 12:00

    Ok duidelijk, maar we kunnen allemaal redelijk schaken, op ongeveer het aangeduide ratingniveau, maar we zijn mensen, geen machines. Helaas wil de maatschappij steeds meer dat we machines zijn (die hoef je niet te betalen) wij mensen maken ‘menselijke’ fouten, gelukkig! Anders wordt het saai!

  4. Frank van Tellingen
    Frank van Tellingen 25 februari 2016 at 13:41

    Zolang Robbert L doorgaat (of is doorgegaan), zolang zie ik me gerechtigd ook door te gaan. Pas ik als ik me mijn eigen naam niet meer kan herinneren, stop ik ermee.

  5. Frank van Tellingen
    Frank van Tellingen 25 februari 2016 at 13:42

    Ik wil maar zeggen: laat dit een troost voor je zijn! (und schreib getrost, im Anfang war die Tat).

  6. Jan Poland
    Jan Poland 25 februari 2016 at 22:12

    Er zijn er meer die van zichzelf vinden dat zij er niets van kunnen….Lees ‘de fabel van de spermatozoo’ er nog maar eens op na, je komt sterker uit de strijd!

  7. Peter van Diepen
    Peter van Diepen 29 februari 2016 at 16:46

    Het aardige van schaken op lagere niveaus is dat er veel meer mogelijk is. De kans is groter dat je tegenstander het ook niet helemaal exact ziet. Ik heb het daarover al vaker gesproken met op papier betere schakers. Die snappen het echt niet. Die stelling is toch helemaal uit? Nee! Wij schaken vrolijk verder. Alle uitslagen zijn nog mogelijk. De voldoening is voor ons groter, want als wij winnen dan hebben we werkelijk alle valkuilen vermeden of we zijn met veel geluk langs afgronden gegaan en hebben onderweg echt veel meegemaakt. Als wij verliezen is, hebben we toch ergens gewonnen gestaan. En zo voort.

    Op hogere niveaus heeft een speler op zet 27 van de voorbereide variant een zetje niet met zijn computer geanalyseerd en maakte toen een piepklein foutje. Vervolgens ging die partij langzaam maar uiteindelijk na 36 zetten toch verloren. In hogere zin was de partij in een paar zetten beslist. Saai toch?

  8. Frank van Tellingen
    Frank van Tellingen 29 februari 2016 at 20:42

    Ik ben het met Peter eens dat het onthouden van je voorbereiding op topniveau nog wel belangrijker lijkt dan je vaardigheid (maar dat is niet zo) – toch is het nu niet bepaald waar dat het minder zien een criterium is voor het feit dat de beleving van een schaakpartij minder waard zou maken. Sterker nog: het is als bij kunst of muziek. Hoe meer je weet en kunt, hoe meer je ook (nieuwe dingen) gaat zien, die het juist nog meer de waard maken.

  9. Peter van Diepen
    Peter van Diepen 1 maart 2016 at 15:36

    Uiteraard heeft Frank gelijk. Je beleeft het schaakspel meer als je meer weet en begrijpt. Tegenwoordig kan iedere schaker met een goed schaakprogramma beter begrijpen wat er gebeurt, maar dan moet die schaker ook de moeite nemen om zelf vragen te stellen in de trant van: waarom spelen ze niet … ? en vervolgens naar de antwoorden zoeken met een computer. Dat doet je beseffen hoe goed die betere schakers zijn.

    Wat ik bedoelde is dat op lagere niveaus de spelers dat besef tijdens de partij niet hebben en vrolijk doorspelen in elk soort stelling. Op hogere niveaus beseffen de spelers sneller wat er echt aan de hand is. Hun partijen zijn vaak slechts een paar zetten echt interessant. Voor het moment dat het interessant wordt, is alles al bekend (zeggen ze) en na dat moment is het een kwestie van goede techniek (zeggen ze) en de concentratie vasthouden.

    Voor ons blijft schaken altijd leuk. Zelfs (of juist) als we beseffen dat we er niets van kunnen.

Leave A Comment