PetroDaan
Daan Geerke is voor velen waarschijnlijk niet de bekendste speler van het eerste team, maar hij is zeker wel een van de meest constante krachten. Ook dit jaar is hij opnieuw een steunpilaar met 4½ uit 5. Tijd om dit fenomeen aan nadere inspectie te onderwerpen.
Ik ken Daan al jaren. Net als Frank van Tellingen was hij onderdeel van het viertal waarmee we Nederlands Kampioen werden tot en met 16 jaar. Toen al schaakte Daan als een man van 113. Althans, die mening was ik destijds toegedaan. Geen flitsende Sicilianen of Schotse gambieten, zoals ik gewend was te spelen. Nee, een slappe Labbekak of iets wat daarop leek. Hoewel ik tijdens teamwedstrijden de gewoonte heb om veel (te veel) op andermans borden te loeren, trachtte ik de 64 velden waarop Daan de loopgraven doorploegde uit alle macht te ontwijken. Niet uit desinteresse, maar uit angst pardoes in een duizendjarige slaap te vallen. Wat een geschuif.
Maar, het moet gezegd, hij had er veel succes mee. De ene na de andere arme ziel bond hij aan de zegekar. Niet zelden vroeg de tegenstander zich na afloop verbouwereerd af waar hij toch de fout was ingegaan. Dat was vaak ook moeilijk aan te geven. Daan begreep simpelweg meer van het spelletje en overspeelde hen langzaam en geruisloos.
Het was ook de tijd dat hij de bijnaam PetroDaan droeg. Deze had hij volgens mij zelf in het leven geroepen, vanwege zijn bewondering voor de negende wereldkampioen. Ik hield me verre van zulke saaiheden en wilde in de voetsporen treden van tactische genieën als Tal of Nezhmetdinov. Retrospectief moet ik zeggen dat Daans stijl toch niet echt kan worden vergeleken met die van Tigran Vartanovich. Laatstgenoemde had een voorliefde voor gedrukte stellingen waarin hij profylactisch al het tegenspel probeerde te verijdelen. Daan probeert activiteit en ruimte te verkrijgen. Meer Smysloviaans misschien. De valkuil voor veel opponenten van ons langste clublid is de zonder uitzondering volledig onschuldig ogende openingen die hij op het bord brengt. Vechtend tegen de slaap spiegelen ze zo’n beetje de zetten, om dan tot de ontdekking te komen dat Daans intenties in het geheel niet onschuldig zijn. Met enkele krachtzetten trekt hij de partij ineens naar zich toe.
Anno 2012 bezit ik een boek over Petrosian en open ik soms met 1.c4; iets wat ik een half leven geleden zwoer nooit te zullen doen. De scherpe Sicilianen heb ik samen met mijn wilde haren onderweg naar de volwassenheid ergens achter me gelaten. Sinds twee jaar schaak ik weer bij Daan in het team. Hij heeft vier jaren in Zwitserland promotieonderzoek gedaan in de chemie. Terug in Nederland streek hij samen met zijn vrouw neer in Amersfoort, vanwege logistieke redenen. Dat hij desalniettemin verkoos om bij de Waagtoren te gaan schaken mag een voorrecht worden genoemd. Ik kijk tegenwoordig graag naar de partijen van Daan, alsmede naar zijn optimistische tegenstanders die nog ongewis zijn van hun vernietigende lot.
3 Comments
Leave A Comment
You must be logged in to post a comment.
Dus naast die Duitser zit een Rus?
Toch kan een man van 129 ook zijn wilde haren verliezen. Na mijn laatste potje tegen Jonathan Tan dacht ik weemoedig terug aan de tijd dat ik nog attractieve labbekakkers speelde. In het vroege middenspel durfde ik het openbreken van de stelling op het juiste moment met g4 niet aan, en eindigde het potje in mijn meest bloedeloze remise ooit…
(Hopelijk leest onze Neerlandicus nog altijd mee: wat is het meervoud van een labbekak?)
Labbekak /-kakken geeft het Groene Boekje. Niet te verwarren met een rood onding.
Ik kan me die tijd overigens niet herinneren van die actieve… 🙂 – met weemoed denk ik wel eens terug aan onze naieve analyses van de stelling om er na 100 uur achter te komen dat Db1! de subtielste zet is in die stelling (zoals tegen Jonathan Tan).