Waagtoren N1 – Krommenie N1
Krommenie hapt naar adem, maar breekt niet
In mijn jeugdjaren had ik een stickerboek. Sterker nog, ik had er vier of vijf. Tja, dat heb je wanneer vader eigenaar is van een zeefdrukkerij. Vriendjes lieten hun oog doorgaans vallen op bontgekleurde dieren, malle poppetjes, opgestoken middelvingers of overig schunnig materiaal. Welkome opvulling van de volgestouwde albums, maar ik was meer geïntrigeerd door een zwart exemplaar met zilverkleurige letters. Stichting Pandora, als ik me niet vergis. Nu heb ik u in het verleden regelmatig deelgenoot gemaakt van mijn falende geheugen, maar in dit geval staat de tekst me nog kraakhelder voor de geest.
Bent u normaal?
zo zo
Bent u eigenlijk wel helemaal normaal?
da’s vreemd
zo, dus u bent helemaal normaal?
da’s gek
Ik moest gisteravond tijdens de wedstrijd tegen Krommenie terugdenken aan de bewuste sticker, toen ik te maken had met een tegenstander die iedere twintig seconden naar adem hapte alsof hij net twee minuten onder meters dik poolijs had gesparteld. Ik dacht dat ik alles inmiddels wel een keer gehad had. De sissers, de fluiters, de hummers, de puffers, de zuchters, de mompelaars, de grommers, de kuchers, de neuriërs, de smakkers, de wippers, de buigers, de snuivers en de tikkers. En dan vergeet ik vast nog wel enkele exoten. Maar een happer had ik nog nimmer getroffen.
U zult niet verbaasd zijn dat iemand met mijn achtergrond geïnteresseerd is in menselijk gedrag. Of dit oorzakelijk verbonden is met mijn schaakcarrière kan ik niet met zekerheid zeggen, maar eenieder die weleens op een clubavond is geweest kan een zekere vreemdsoortigheid van het schakersvolk niet ontkennen. De vraag is wel: was mijn toetreding tot deze sekte ingegeven door de reeds op jonge leeftijd ontluikende fascinatie, of is die juist ontstaan door mij te begeven tussen al die rare snuiters. Hoe het ook zij, het betreft hier geen wetenschappelijke verhandeling, maar een nauwgezet verslag van onze achttalwedstrijd. Dus over naar de orde van de dag.
Bijna dan.
Al vroeg had ik door dat schakers geen doorsnee mensen waren. Tijdens het jaarlijkse Open Nederlands Jeugd Kampioenschap observeerden voormalig Pioniers-kompaan -en nog altijd goede vriend- Ivan Bos en ik de schaker in al zijn facetten. Als ware antropologen togen we tussen de zetten door met pen en papier langs de borden om afwijkend gedrag vast te leggen. In de pauzes vergeleken we de bevindingen uit het veldonderzoek en legden zorgvuldig de zogenaamde ‘rarenlijst’ aan. Langzamerhand viel ons gedrag ook anderen op. Steeds meer schakertjes waren nieuwsgierig wat wij bekokstoofden op die brede stenen trap van het Hengelose stadhuis. Sommigen maakten we deelgenoot van onze expeditie, anderen hielden we vakkundig af, aangezien ze zelf hoog genoteerd stonden. De lijst was een monnikenwerk (het volgende toernooi dat we samen speelden besloten we een ‘normalenlijst’ aan te leggen, dat vergde beduidend minder moeite). Wat we toen nog niet door hadden, was het feit dat het opstellen van een dergelijke lijst in principe voldoende had moeten zijn voor een hoge notering in datzelfde rariteitenkabinet. Toen dacht ik echter nog helemaal normaal te zijn.
Een definitie van raar hadden we destijds niet, maar ‘behept met één of meerdere eigenschappen die de meeste anderen niet hebben’ kwam nog het dichtste in de buurt, denk ik. Deze keer wil ik echter alle rare kapsels, dwaze kleiding en imperfecte voortbewegingsapparaten buiten beschouwing laten en me beperken tot curieus gedrag achter het bord. Het betreft immers slechts de inleiding voor de wedstrijd tegen Krommenie.
Frank van Tellingen kijkt al furieus als iemand het in zijn hoofd haalt om drie gebouwen verderop heel zacht te niesen, snauwt een felle reprimande toe wanneer de koffiejuffrouw iets te vrolijk thee serveert en springt briesend op als een argeloze toeschouwer in zijn buurt durft te glimlachen. Zelf merk ik die arme drommels niet eens op. Nou ja, tot ze voor hun leven naar buiten snellen om te ontkomen aan een inmiddels bulderende Frank. Wat dat betreft ben ik uit geheel ander hout gesneden. Zo mogen jullie allemaal praten, zingen en dansen naast mijn bord. Neem een fanfareorkest mee of een gettoblaster met het beste van AC/DC. Meer dan een vriendelijk hoofdknikje zullen jullie niet ontlokken. Echt alles mag.
Behalve tics. Wanneer ik bij mijn tegenstander, of eender wie zich in de zelfde ruimte begeeft, de periodiciteit van hun afwijkende gedrag heb opgemerkt, lukt het me met geen mogelijkheid meer om me ervan af te sluiten. En als je dan toch zo nodig een tic moet hebben, laat het dan alsjeblieft geen vocale tic zijn. Want dan sta ik al met 0,99-0 achter. Zodra een geluid een repeterend karakter heeft, wordt de amplitude met een factor tien versterkt in mijn hoofd. De hele omgeving wordt opgeslorpt door de pendule van de tic. Mijn teamgenoten weten er inmiddels alles van en keken mij om beurten meesmuilend aan toen ik ook deze keer weer met mijn neus in de boter viel.
De wedstrijd tegen Krommenie N1 had eigenlijk dinsdag 1 februari moeten worden gespeeld in Wijkcentrum Overdie. Maar vanwege de welbekende maatregelen voor het onbeduidende virus diende deze een weekje en 25 kilometer te worden verplaatst. Geïnspireerd door de trainer van Salernitana, die zijn team dit weekeinde tegen Spezia op maar liefst op 11 plekken had gewijzigd ten opzichte van de vorige wedstrijd tegen Napoli, gooide ik als almachtige teamleider de opstelling danig om. De Ruiter en Van Liempt werden buiten de basis gelaten, ten faveure van Fasel en Coerts.
Waar ik de eerste paar zetten nog dacht mijn tegenstander flink te verrassen, begreep ik alras dat mijn slappe openingsspel hem helemaal geen angst inboezemde. De ijselijke luchtinhalaties betroffen slechts een nieuwe tic in het reeds uitgebreide assortiment onhebbelijkheden achter de 64 velden (misschien een nieuw project voor Klaas Silver om alle 927 stuks eens te boekstaven). Het duiveltje op mijn schouder (dezelfde met de versterker) fluistert me in dat men het doet om mij dwars te zitten, maar wellicht heb ik dan een te negatief mensbeeld. Tot op heden heb ik immers ook de mannelijke tegenstanders van Fred Driesse nog geen meloenen onder het shirt zien proppen, terwijl dat toch garant staat voor een punt. Maar toch vraag ik me altijd af waarom mensen niet gewoon stil kunnen zitten zonder geluid te produceren.
Gelet op de 0,99-0 achterstand en mijn inspiratieloze spel, waarvoor zelfs Petar Trifunović en Rob Hartoch zich omdraaiden in het graf, was het eigenlijk een wonder dat ik in een eindspel terecht kwam waarin ik door langzaam de druk op te voeren te elfder ure de vis op het droge kreeg. En dat terwijl hij al vier uur lang naar adem hapte.
Dan even in vogelvlucht langs de andere borden, want zoals gezegd ging vrijwel alles langs mij heen, rechtstreeks de mond van mijn opponent in.
Peters stelling had al snel veel weg van een Jenga-toren, die zou instorten wanneer één blokje werd verwijderd. Het duurde even voordat tegenstander Chris de Saegher dat blokje te pakken had, maar de destructie was er niet minder om.
Jos speelde ook niet echt voor het publiek, maar kon toch steeds net genoeg druk op de ketel houden om Trifunović niet nogmaals te laten draaien. Het hoogtepunt van de partij was een incident dat zelfs mij uit de hyperventilatietrance haalde. Zoals wel vaker maakte Jos zich erg druk om de (afwezigheid van) notatiekunsten zijn opponent. Wat ik met tics heb, heeft Jos met noteren (ik verwacht volgende keer een verslag van Jos). Na over en weer wat verbale speldenprikken, sloeg de vlam al snel in de pan. Het volgende wat ik zag was dat Jos met gebalde vuisten de vluchtende Simon Groot achtervolgde. De vrede werd niet meer getekend. Jos won.
Gerard was een stuk vredelievender. Hij zat om 20u30 al samen met zijn tegenstander aan het bier. Ronald kwam nooit lekker in zijn spel. Tegenstander Jan Grinnikte in zijn vuistje en stelde het punt veilig. Ruud speelde tegen Jaap de Berg zoals we hem kennen. Ik hoef er niet meer over uit te weiden. Het werd remise. Ton verbruikte zeeën van tijd en dat is bij hem doorgaans geen goed teken. Zo ook deze keer. Marten speelde tegen Philip Schroevers, die moeite had met de klok, daar deze –anders dan op internet- eigenhandig dient te worden ingedrukt. Het was een scherpe partij, die onze man vakkundig wist te winnen.
7-1 voor wit. 1 machtpunt en 4 bordpunten voor de Waagtoren. De volgende keer zal ik vermoedelijk acht wijzigingen doorvoeren. Want 42 jaar introspectie heeft me doen inzien dat zelfs ik niet helemaal normaal ben.
3 Comments
Leave A Comment
You must be logged in to post a comment.
Met veel plezier gelezen ! Hopelijk zijn jullie lijsten bewaard gebleven – topstukken voor het KNSB-archief 😉 😉
Hahaha, schoft!!
Ik ken mijn tegenstander van vorige wedstrijd overigens als een aardige en sportieve schaker.
Maar ik wilde toch even het zware bestaan met een aandachtsstoornis schetsen 🙂