Frank van Tellingen

Das Finale – De Waagtoren – Paul Keres II (de partijen!)

Toegegeven, voor de neutrale kijker was de finalepromotiewedstrijd de Waagtoren – Paul Keres 2 lang niet zo spannend
als Frankrijk – Zwitserland (Svizzera!!), maar er werd door de onzen minimaal evenveel energie in gestopt als door de Zwitsers.
Iets waar de spelers van Oranje nog wel wat van kunnen leren. Daarom werd de avond te voren besloten geen hotel
in het centrum boven een discotheek te boeken, hoefde coach Jan, noch vervangend coach Jos, noch Frenkie viermaal
in de krochten van van de Tartaros af te dalen om te vragen of de muziek ietsiepietsies zachter zou mogen – wat hem enkel op
hoongelach was komen te staan (“Ze spreekt een beetje tralalala.”). Iedereen op tijd naar bed. Geen gedoe in het team, hoewel
sterspeler D. de R. natuurlijk een clausule in zijn contract had staan om voor 40 Euro te mogen vertrekken – maar we waren
dolblij dat hij in elk geval nog zijn afscheidswedstrijd wilde spelen in het eerste. We wensen hem veel succes bij de club uit
Amsterdam & hopen dat hij later nog eens af wil bouwen in Alkmaar. Bovendien was het wijkcentrum voorzien van een prettig
klimaat, waardoor we geen hitteklap te verwerken kregen. Integendeel: op de groepsapp werd de ene na de andere foto van ondergelopen kelders en boten gedeeld. Nadat die door sterke buurmannen op het droge getrokken waren, kon de zegetocht beginnen, een verslag van de hand van Michaël kunt u hier nalezen https://www.waagtoren.nl/2021/06/20/gaat-het-eerste-promoveren-deel-iii-de-ontknoping/.  Dat de finalewedstrijd achteraf gezien niet eens nodig was geweest om te promoveren, aangezien Venlo zich terugtrok, mocht de pret niet drukken.
Hieronder een aantal cruciale partijfragmenten.

Bij Yong-Hoon tegen Dick Floor was het direct spannend vanaf de achtste zet – in een scherpe anti-Najdorf twijfelde Yong-Hoon aan de juiste opzet voor wit. Het systeem met 5.f3 is een interessante speelwijze voor wit. Als zwart niet goed reageert, krijgt wit de kans om voor een ‘bind’ te spelen (een structuur met e4/c4 in het centrum) en kan zwart zich lastig bevrijden. Een variant die populair werd na het boek Steamrolling the Sicilian van Sergey Kasparov. Een kort overzicht in ‘stripvorm’, want het is een ingewikkelde variant:

Stelling na 6.Pb3 “Steamrolling the Sicilian”

Dit is de uitgangspositie. Wit speelt 5.f3 en houdt daarmee de mogelijkheid open, om eventueel het systeem met 6.Pc3 en 7.Le3 te spelen, zonder lastig te worden gevallen door 6…Pg4 (na 5.Pc3 en 6.Le3). De idee is om op de volgende zet 7.c4 te spelen en het zwart daarmee lastig te maken zijn  stelling te bevrijden middels d6-d5. Zwart heeft dan nog de mogelijkheid om later met b7-b5 of f7-f5 te breken, maar dat is in de praktijk vaak lastig en wit zal er klaar voor zijn. Zwart heeft een paar mogelijkheden: snel d6-d5 spelen voordat wit dit veld onder controle heeft, of de opzet zoals in de partij, waarbij zwart probeert aan te tonen dat pion c4 een zwakte is en het paard op b3 misplaatst. Zwart heeft dan de tijd om wit enkele lastige ‘vragen’ te stellen.

Optie 1: de principiële reactie.: 6…d5 en 7…d4

6…d5. Wit reageert dan vrijwel altijd met 7.Lg5 en hier heeft zwart min of meer twee opties: het scherpe en wederom principiële 7…d4 of het solidere 7…Le6. Na 7…d4 ontstaat dan de volgende stelling. 8.c3 (direct aantasten) Pc6 9.cxd4 Lb4+ 10.Ld2 Pxe4!?

11. Lxb4 Dh4+ 12.g3 Pxg3 13.hxg3 Dxh1!? met interessante verwikkelingen en kansen voor beide partijen. Wie van chaos houdt en een goed geheugen heeft, zou zo’n variant kunnen voorbereiden. Onspeelbaar zonder de stelling goed te onderzoeken.

Principieel en scherp: 6…d5 met 7…d4. Stelling na 13…Dxh1

Daarom kiest zwart vaak voor optie 2: de solide aanpak met 7…Le6. Weliswaar kan wit de zwarte pionnenstructuur nu aantasten na 8.Lxf6, maar zwart krijgt het loperpaar.

Optie 2: solide 6…d5 en 7…Le6

Na 8.Lxf6 gxf6 9.exd5 Dxd5 10.Dxd5 Lxd5 11.Pc3 Le6 12.0-0-0 Pc6 13.Lb5 Tc8 14.Pd5 f5 ontstaat een stelling waarin zwart enkel de remise door 15.Pf6+ Ke7 16.Pd5+ uit de weg kan gaan door zich te verzoenen met een complex eindspel met ongebalanceerde materiaalverhouding na 16…Lxd5!?N 17.Txd5 Ke6 18.Thd1 Pd4.

Zwart kan er trouwens ook voor kiezen om al deze varianten te negeren en à la Fischer 5…Pc6 te spelen, met de idee voort te zetten met e6 / Le7 / 0-0 en direct d5. Ongeacht wits reactie speelt zwart op de volgende zet 9…d5 met een speelbare stelling en kansen voor beide partijen. Lombardy speelde 9.Pc2 en kwam na 9…d5! 10.cxd5 exd5 11.Pxd5 (exd5 Pb4!) Pxd5 12.Dxd5 Dc7! in de problemen (Lombardy-Fischer 1960, zie My Sixty Memorable Games).

Optie 3: zwart speelt à la Fischer.

Maar dat is het moderne schaak: ook op amateurniveau proberen spelers elkaar met slimme zetvolgorde te ‘move-orderen’ (Zugumstellungszwang klinkt al beter) en zo door zetverwisselingen in een stelling te lokken die ze minder goed kennen of minder gunstig is. Na de zet van Fischer kan wit er ook voor kiezen met 6.Pc3! terug te keren naar een stelling van de Engelse aanval, waarvan het tegenwoordig bekend is, dat wit er op een plusje mag hopen, omdat het paard op c6 meestal niet zo gelukkig staat en het tegenspel van zwart vertraagt (dat moet van zetten als b5 en a5 komen en het paard staat dan beter op a6 of d7).

Terug naar de partij: zwart koos hier voor een andere ‘principiële aanpak’ door direct druk op pion c4 te zetten. Na zwarts 8…Tc8 vond Yong-Hoon geen bevredigende manier om pion c4 te dekken en koos uiteindelijk met gepaste tegenzin voor 9. P3d2.

De Rover – Floor na 9.P3d2

In een partij Anand – Jumabayev (World-Rapid 2016) offerde Anand het kleinood voor ruim voldoende compensatie (controle van de witte velden), met 9.Pc3 Lxc4 10.Lxc4 Txc4 11.Dd3 Tc6 12.0-0-0 Le7 13.Kb1 (13.g4!N 0-0 14.Kb1) 0-0 (h5!) 14.g4

Analysediagram Anand – Jumabayev

Het verschil is dat zwart hier direct had kunnen profiteren door sterk 9…b5! te spelen met als pointe dat 10.cxb5? wordt beantwoord met d5!  (hetgeen Yong-Hoon had gezien en hem zorgen baarde, maar in de veronderstelling dat er geen andere keus was, toch op in ging). Wit zal dan alsnog 10.Pc3 bxc4 moeten proberen en zijn c-pion onder veel ongunstiger omstandigheden moeten offeren (irritante, ver-opgerukte gedekte c-pion, half-open b-lijn, geen controle over de witte velden) Dat speelde zijn tegenstander gelukkig niet (9…a6?!) en na enkele relatief normale ontwikkelingszetten, zette zijn tegenstander het bord in brand met een interessant en correct offer dat deed denken aan Karpov-Kasparov, Tilburg 1991.

De Rover-Floor na 14…Pxg3

Ga er maar aanstaan om deze stelling te verdedigen met wit. Achter het bord de juiste zetten vinden valt nog lang niet mee. Voor zwart is het relatief gezien eenvoudiger: hij moet het initiatief levend houden en steeds nieuw hout op het vuur gooien. De zwartspeler speelt de volgende fase sterk, uiteindelijk kostte het hem veel tijd en de volgende kritieke stelling is deze:

De Rover – Floor na 25.Df2!

Zwart heeft het zichzelf al iets lastiger gemaakt, desondanks heeft hij nog steeds het initiatief. Ik denk dat de meeste schakers in een snelschaakpotje nu automatisch Te6-g6 zouden spelen. Daarna is er geen directe winstweg te zien, maar zwart kan proberen met b7-b5 de druk op te voeren. Geen gemakkelijke stelling, maar welke redenatie aan zwarts volgende zet ten grondslag lag, is een raadsel. Yong-Hoon kan zich na 25…Pg6?? 26.Dh2! loswerken, na 26…De5 27. Lh3 Dxb2? 28.Tb1! moet zwart wel dames ruilen met 28…Dd4+ 29.Df2 Dxf2+ 30.Kxf2. Hierna kan wit het initiatief overnemen: zijn extra kwaliteit wordt een factor van belang en uiteindelijk overschreed de zwartspeler de tijdslimiet.

De andere partijen waren een stuk minder interessant, op die van Midas na.

De partij van Rob kan het best in een diagram worden samengevat (de details zal ik nog wel met Rob delen). In een Italiaanse partij had zwart ergens g5 en Ph5 kunnen inlassen met zeer bevredigend spel. Wit daarentegen miste ook nog wat kansen om een gunstiger eindspel op het bord te krijgen, maar uiteindelijk gebeurde er in een ongeveer gelijke stelling het volgende:

Marijn Otte – Rob Konijn na 36…Pc3

Van alle goede geesten verlaten speelde de witspeler hier 37. Tc1?? en gaf na Robs logische antwoord direct op. Een beetje mazzel is mooi meegenomen in een promotiewedstrijd.

Maaike wist zich goed te revancheren voor de wedstrijd tegen Philidor en kon zich nog even degelijk voorbereiden op een siciliaan met 2…g6. Daarop is van alles mogelijk. Negi beveelt 3.c3 aan – dat is misschien vooral prettig als je tegen de Moderne variant ook 3.c3 speelt, 3.c4 is ook een optie, 3.d4 is wat zwart beoogt (niet nemen op d4), ofschoon wit daar met precies spel ook voordeel kan halen. Hetgeen Maaike speelde wist haar tegenstander flink te verrassen. De variant die op het bord kwam was al eens eerder gespeeld door, hoe kan het ook anders, MVL (nee, die andere) tegen Anish Giri. Die partij had Maaike juist nog nagespeeld en kon de opening dus vlot en met overtuiging spelen. Verrassend was wel dat de zwartspeler, die dit systeem ongetwijfeld vaker speelt, er na reeds 6 zetten al in was geslaagd om zichzelf te verrassen. Of probeerde hij onze jeugdige VP-content zand in de ogen te strooien? Was hij wellicht in training voor het wereldkampioenschap Daan-imitatoren? Wie zal het zeggen. Hij besteedde over het antwoord op Maaikes 6.Da4 welgeteld 9 minuten en 51 seconden. Goed, na 6…d6 moet je natuurlijk wel iets hebben bedacht op 7. e5! – maar daarvoor ging hij wederom 25 minuten in de Daantank. Hij wist weliswaar steeds goede zetten te vinden, maar in de beslissende fase kwam hij duidelijk tijd te kort. Een partij wordt immers niet beslist op zet 23…of toch wel?

Maaike Keetman – R. Schipper na 6.Da4

Keetman – Schipper na 8.Pxe5

8…Ld7 weer 6 minuten. (Toegegeven, lang nadenken kennen we vrijwel allemaal – als we de stelling niet kennen, als de stelling ons niet bevalt, als we alle finesses van 2.Lf4 proberen te doorgronden etc. etc., maar hier is de vraag toch wat het alternatief is (goed, zwart kan Dd4 of Lg7 met een pionoffer proberen, maar of dat 24 minuten rekenwerk is?).

Keetman-Schipper na 10.Le3

10…Lg7 na een denkpauze van wederom 10 minuten. Zo’n zet kun je ook na 20 seconden spelen. Toegegeven, je moet wel iets bedenken op 11.Td1
maar of dat dan wederom 16 minuten moet kosten? Maaike begon een beetje medelijden met de arme drommel te krijgen en deed nu 5 minuten lang of ze ook nadacht alvorens na 11…Dc8 het voordehandliggende 12.Le2 te spelen (allemaal nog zoals in Ponomariov – Giri 2013, Being Blitz). Zo ging het nog een paar zetten door en na het sterke 14.Td2, wellicht ook beïnvloed door de vliegende tijdnood van de tegenstander, begon Maaike een beetje te zwabberen door niet consequent met 15.Td1 de d-lijn te bezetten en wat speculatief op activiteit te spelen. Dat had echter wel het gewenste effect: spelend op increment maakte zwart al snel een beslissende fout door in onderstaand diagram met 21…Pxe3?? de f-lijn voor wit te openen in plaats van de terugzet 21…Pc6 te spelen. Na 22.fxe3 Pc6 23.Lb7! 23.Td7 is ook mogelijk, maar de partijzet geeft zwart meer keus om de mist in te gaan en vooral, om in slaap te vallen. Hetgeen gebeurde. Een schoolvoorbeeld van het nut van openingsvoorbereiding. Dat zal in de eerste klasse nog belangrijker worden.

Keetman – Schipper na 21.b4

Michaëls debuut voor het eerste team werd gesierd met een mooie overwinning. Zijn behandeling van het eindspel was klasse, qua openingsvoorbereiding kan er hier en daar nog wel wat worden bijgeschaafd. Persoonlijk ben ik niet zo’n groot fan van de versnelde Draak, maar smaken verschillen en de ervaring leert dat mensen vooral moeten spelen waar ze zich prettig bij voelen.

Kronemeijer-MVL na 7.Le2

Wit speelde een Maróczy met 7.Le2, de oude hoofdvariant. Tegenwoordig is 7.f3 meer in zwang. Prima speelbaar natuurlijk, wit blijft lange tijd buigen op een prettig ruimteoverwicht en zwart probeert met b5 of f5 te breken. Daarbij moet hij steeds rekening houden met een mogelijk e5 of c5 als tegenstoot. Na wat typisch Maróczy-geschuif stond het zo:

Kronemeijer-MVL na 14.Lf3

14.Lf3 is een wat ongebruikelijke zet (ook hier wordt meestal een opzet met vroeg-of-laat f3 gespeeld), maar er zijn toch nog 44 partijen in de database te vinden. Nu komt weer een typische openingssubtiliteit om de hoek kijken: zwart wil eigenlijk 14…b5 spelen (daartegen is 14.Lf3 gericht, want na 14…b5?? zou nu 15.e5! komen). Daarom komt de zet 14…Tab8 in aanmerking (die is ook het meest gespeeld): na 15.La7 Ta8 16.Ld4 lijkt zwart weliswaar een zinloos tempo te hebben verloren, maar niets is minder waar: nu kan 16…b5 wel, hoewel wit na 17.e5!? dxe5 18.Lxe5 (natuurlijk geen Lxa8 vanwege 18…exd4) wellicht nog wel wat beter blijft staan. Zwart kan bijvoorbeeld de kwaliteit offeren met 18…bxc4 19.Lxa8 Dxe5 of solide spelen met 18…b4. Een alternatief is weer terug met Tba8 etc. Niet per se moeilijk, maar dit soort ideeën helpen wel, een opening nauwkeuriger te spelen. En dat is op een hoger niveau zeker nodig. Deze variant met 16…b5!? is overigens maar een keer eerder gespeeld, in 1960 door Bruno Parma. In dit partij schrok wit zo van 16…b5 dat hij direct maar een pion gaf met 17.De3. Michaëls zet 14…Db4 is ook nog twee keer gespeeld, mij ontgaat het diepere idee achter de zet, misschien wil zwart Pd7-c5 en a5-a4 voorbereiden? De tegenstander verloor in elk geval het geduld en na 15.Tfd1 Pd7 besloot hij meteen voor 16.Pd5?! te gaan, waarna zwart na 16…Dxd2 17.Txd2 Lxd5 18.Txd5 Tc7 geen problemen meer had. Even later stond het zo:

Kronemeijer-MVL na 20.g3

Helaas verloor Michaël hier zijn geduld – dat is ook direct het lastige van deze opzet met zwart. Je wilt een keer overgaan tot actief spel. Maar wanneer? Als je b5 speelt, moet je er heel zeker van zijn, dat het werkt. Dat is op zich genomen een kwestie van goed rekenen. Een positionele aanpak was hier gevraagd: 20…a5, Pc5, beetje manoeuvreren, niet teveel ondernemen. Er volgde echter: 20…Pe5 21.Lg2 b5? Lef hebben is belangrijk, maar nou moet je wel zeker weten dat het klopt; tegen een door-de-wol-geverfde eersteklasser wordt dit soort naïef optimisme keihard afgestraft. Dit had de partij kunnen kosten; 21…a5 is hier al wat lastiger, omdat het paard weg is van d7, kan wit steeds Lb6-d4 spelen en zo proberen tempi te winnen. Het eindspel van witveldige loper tegen paard is vaak gunstig voor wit, indien hij zijn loper kan activeren op de diagonaal h3-c8 en/of een open lijn controleert.

Kronemeijer-MVL na 22…Lh6

Nou is de vraag natuurlijk: 22…Lh6 lijkt de boel te redden, maar klopt zwarts idee ook? Wit heeft 23.Te1 (de zet die Michaël vermoedelijk heeft gemist) en 23…Pg4 (wellicht dat dit het plan was) werkt niet na 24.Lb6 en nu bijvoorbeeld Tb8 25.c5!  Er rest niets beters dan een kwaliteit te geven en te hopen dat wits techniek hem in de steek laat. Dat gebeurde in de partij al direct. Na 23.Lb6? was het allemaal weer in orde en na 23…Tc6 24.La5? bxc4! 25.fxe5 Tc5! (goed gevonden) 26.Lb4 Lxd2?! (jammer, cxb3 was nog sterker). 27.Lxd2 cxb3 28.axb3? (28.Txc5 dxc5 scheelt een tempo en 28…b2 werkt niet na 29.Tc1 bxc1D+ heeft wit de pion op a2 in plaats van b3, waar hij minder zwak is) ontstond een eindspel dat Michaël goed had ingeschat: alleen zwart speelt hier op winst.

Kronemeijer-MVL na 29..Tb8

Kronemeijer-MVL na 47…Td4

Helemaal scheel getikt door kleine speldeprikjes van de toren en de oprukkende a-pion speelde wit hier 48.Lc2?? en hield het na 48…Td2+ voor gezien.

Danny’s partij kende maar twee noemenswaardige momenten. In een van de hoofdvarianten van het Dame-Indisch kreeg hij op zet 15 een kans op positioneel voordeel. Zijn tegenstander probeerde zich op zet 14 ongetwijfeld 13 minuten lang te herinneren hoe de 31e matchpartij Kasparov – Karpov 1984 ook alweer verlopen was en herinnerde zich nog dat Karpov een overwinning boekte na 15…Pb6# (15…bxc4 is de meest gespeelde zet, Stokvis-JC wil graag 15…e5 spelen). Kasparov reageerde niet het best met 16.cxb5. Karpov liet in 1987 tegen Van der Wiel zien hoe het wel moest: 16.c5! Pa4 17.Dc2 e5 18.Pb3 (Pf3) en wit had een ruimteoverwicht. Het lastige voor zwart is in de stelling met de pion op c6 om zijn stukken te activeren (de torens, de loper op a6 lijkt actiever dan hij is), terwijl wit, nadat het centrum is gestabiliseerd op de koningsvleugel in feite met een paar stukken meer speelt. Desondanks blijft het een lastige stelling, ook al vindt Stokvis-JC dat het +2 is, dat zegt op zich genomen nog niet zoveel (namelijk: hoe het dan verder zou moeten gaan).  Danny mag dit voor de Berserkers hopelijk nog een keer laten zien (Danny: je bent van harte welkom om nog tot bezinning te komen, enkele Waagtorenhooligans (“Psycho” P.P. bijvoorbeeld) zijn al gesignaleerd bij het verbranden van hun De Ruiter #1-shirts).

De Ruiter – Both na 15…Pb6

Het tweede incident betrof Danny’s “Fingerfehler” of mouse-slip. De voorgenomen zet 16.Tc1 werd uitgevoerd als 16.Tb1. Omdat Danny een gentleman is, wilde hij er verder geen ruchtbaarheid aan geven en speelde door alsof het gewoon zo was bedoeld. Heel veel maakt het ook niet uit. Nadat zo ongeveer alle stukken waren geruild, ontstond er een toreneindspel waarin zwart overduidelijk uitzinnig van vreugde was remise te mogen maken tegen onze reuzendoder. In onderstaande diagram deed zwart er werkelijk alles aan om zo snel mogelijk van alle mogelijke vrijpionnen te worden verlost door 25…h6? de wachtzet van een gelukkig mens (een opzet als 25…f6 26.Txa7 e5 27.Tc1 Pd6 28.Td7 Tc6 bood nog wel wat kansen, in elk geval moet zwart de c-pion in leven houden, wil hij nog voor de winst gaan). 26. Txa7 dat is een…26…Ta8 27.Tc7 Txa2 28.Txc5 Pd2 met remise.

De Ruiter – Both na 25.Tb7

Voordat we naar de spannendste partij van de dag gaan, kort over de strijd der Franken. Frank A. was wat ongelukkig: hij speelde verdienstelijk tegen Frank Erwich (zie de analyse van die partij) en liet eerst voordeel, daarna met de haven in zicht de remise glippen. Tegen John Cornelisse bediende hij zich weer eens van zijn lievelingsopening. De witspeler was in de Coronatijd speciaal afgereisd naar Gastjina om daar de lucht van Tsjichorins geboortegrond op te snuiven, had zich speciaal toegelegd op het Steinitz-dieet en alle mogelijke nieuwtjes tegen 2…Pc6 bedacht. De eerste kritieke stelling ontstaat na:

Cornelisse – Agter na 8.Dd3

Vraagt u zich nu maar eens af, wat de ‘beste’ zet in deze stelling is. Dat zal niet meevallen. Zwart dient 8…Lh5! te spelen, met als voornaamste pointe(!), geloof het of niet, om de partijzet 9. Pd2 met 9…Pg4! te kunnen beantwoorden. Veel te ingewikkeld, maar Frank heeft veel ervaring met dit soort onconventionele stellingen. Stokvis-14 geeft dan ook 9.0-0 0-0 10.a3 Lxc3 (La5!?) 11.bxc3 Lxf3 12.gxf3 als hoofdvariant – een stelling waar ik helemaal niets van begrijp, maar voor Tsjichorin-adepten is dat allemaal gesneden koek.

Na zijn 8…0-0 9.Pd2! hoeft wit zich geen zorgen meer te maken over zijn pionnenstructuur. Frank was er toen wel snel bij om 9…Lh5 te spelen en na 10.f3 Lg6 liet wit zich een onnauwkeurigheid ontglippen. Je moet echter een engine zijn of het hebben voorbereid om te snappen hoe of wat. Een poging om het toch uit te leggen, maar vraag je vooral eerst eens af wat je hier met zwart aan zet zou spelen (om gelijk te maken):

Cornelisse-Agter na 11.Pe2?!

Frank speelde 11…Pa5 met de bedoeling om het loperpaar uit te schakelen en c5 voor te bereiden. Na 12.a3 zag hij echter af van het logische en consequente 12…Pxc4. Wellicht vreesde hij dat wit na 13.Dxc4 Le7 14.Tc1!? niet meer tot het bevrijdende c5 zou komen en het mooie loperpaar in bedwang gehouden wordt door de witte pionnenketen. Dat is op zich waar, maar was relatief gezien het beste. Maar dan de vraag: wat speelt zwart beter dan 11…Pa5? De idee is goed, maar het moet anders worden uitgevoerd. Zwart speelt 11…Pd5! 12.Lf2 Pb6! 13.Lb3 Pa5! en wit heeft geen mogelijkheid om zijn loper te behouden (14.Lc2?? Pac4! wint materiaal). Na 14.0-0 staat nu de dame op d3 ongedekt, een belangrijk detail, waardoor zwart met 14…c5! volledig bevredigend zijn stelling kan bevrijden. Wat had wit dan moeten doen in plaats van 11.Pe2?!. 11.a3! Het verschil is dat wit in de variant 11.a3 Le7 12.Pe2 Pd5 13.Lf2 Pb6 14.La2! heeft. Zwart doet er derhalve het best aan om na 12.Pe2 geen Pd5-b6 te spelen, maar 12…Pa5. Na 13.La2? volgt immers c5! Weliswaar heeft zwart het nog steeds lastig na 13.Tc1 of 13.Pf4, maar het is nog alleszins speelbaar. Zijn tegenstander speelde het middenspel vervolgens goed, liet weliswaar geen Anatoly-achtige techniek zien in het eindspel, maar wit kon zich daar wel een paar mindere zetten permitteren. Frank heeft nog een kansje gehad om weer een beetje terug te komen in de partij:

Cornelisse – Agter na 24.g4

Hier had Frank met 24…e5! de zwartveldige loper uit het spel kunnen halen. Toegegeven: wit zou zo’n zet spelen in de wetenschap dat wit 25.Pd5+ met tempo mag spelen? Het paard wordt echter relatief snel geëlimineerd. De stelling die overblijft is beslist leuker voor wit, maar wie weet. Na een lange ondankbare verdediging na 24…Lf7?! 25.e5! moest Frank het vaandel strijken, de witspeler, dat moet gezegd, speelde het verder voortreffelijk uit.

Midas heeft zich tot nu toe als een zeer welkome aanwinst van het team getoond en speelde een zeer complexe, zeer interessante partij tegen Mark Smits. Het is jammer, dat we na afloop niet de partij in zijn geheel konden analyseren. Thuis met een engine aan lijkt het allemaal zo simpel, maar dat was het geenszins achter het bord. Na de openingsfase leek zwart op het oog als eerste activiteit tegen wits koningsstelling te kunnen ontwikkelen, maar iets beslissends volgde er niet. Daarna kon Midas met een paar actieve zetten het initiatief overnemen. Dat er over en weer nogal wat fouten werden gemaakt, heeft niet met het niveau van de spelers, maar vooral met de chaos op het bord te maken.

Ratsma-Smits na 4…Pg6

In een Spaanse opening met Keres’ favoriete 3…Pge7 volgde de zwartspeler blijkbaar de laatste chessable cursus van Erwin l’Ami, wisten zowel onze VP als Midas ons te vertellen. Zo voel je je langzamerhand oud worden, als je dit soort ontwikkelingen ontgaan. Midas reageerde klassiek met 5.d4, terwijl ook 5.h4!? er zeer interessant uit ziet, zwart lijkt dan direct problemen te hebben. Bij nader onderzoek blijkt 5.h4!? ook al gespeeld te zijn en wel in de Bundesliga door GM Niclas Huschenbeth (die op chess24 een zeer zienswaardige Najdorf-cursus heeft gemaakt) tegen de geestelijk vader van het systeem, Erwin l’Ami zelf. L’Ami werd daar in 31 zetjes verpulverd, dus zeker de moeite waar om deze partij nog eens te bestuderen. Ook Carlsen heeft al enkele malen met dit systeem geëxperimenteerd (tegen Nepo bijvoorbeeld) en daarbij relatief makkelijk de zwarte stelling overeind gehouden. Vaak leidt het met zetverwisseling tot een wat passievere stelling voor zwart die lijkt op een Steinitz-verdediging, maar waarbij zwart al enkele lichte stukken heeft geruild, hetgeen niet ongunstig is in stellingen met wat ruimtenadeel.

Ratsma-Smits na 8.Lxd4

Tegen Nepo speelde Carlsen hier 8…Dg5 9.g3 Pxd4 en zwart stond na de opening slecht, maar wist zich terug te knokken in de partij (Skilling Open 2020). Smits speelde hier 8…0-0 waarop Midas logischerwijs zijn loperpaar behield met 9.Le3. De volgende interessante stelling ontstond nadat zwart probeerde het initiatief op de damevleugel te grijpen:

Ratsma-Smits na 14…Pb4

Zwart dreigt nu 15…Lxc2 een zet waartegen wit zich kan verdedigen middels 15.Lc4+ benevens 16.Lb3, hetgeen Midas wellicht niet zo beviel vanwege 16…a5, maar na 17.g4 Le6 18.Lxe6 Dxe6 19.a3 Pa2+ 20.Kb1 Pxc3+ 21.Dxc3 zijn de stofwolken wel opgetrokken en blijft er een stelling over waarin wit met de sterke zwartveldige loper tegen paard een duidelijk voordeeltje heeft. Midas besloot provocatief (en sterk) te spelen met 15.g4!? objectief gezien is deze zet wellicht een fout, maar het daagt de tegenstander uit dat te bewijzen. De partij was zo complex dat het veel scherpte en rekenvaardigheid van beide spelers vroeg. Achteraf is het altijd makkelijk om kritiek te leveren, maar tijdens de wedstrijd hadden we allemaal de indruk dat Midas aan een geweldige krachttoer bezig was.

Ratsma-Smits na 18.f4

Midas heeft goed de druk erop gehouden en voor zowel wit als zwart is het lastig het smalle pad van de juiste zetten te vinden. De juiste zet voor zwart is 18…Tae8 met als verrassende pointe na 19.a3 Le4! 20.Pxe4 Txe4 en de loper op c4 hangt, waardoor zwart tijd krijgt Pb4 te redden na 21.Lb3 a4! 22.Ld1 Dc6+ en Pd5. Beide spelers spelen de volgende fase goed: beiden proberen ze de druk op te voeren.

Ratsma-Smits na 21.h5

Weer een aardige vraag voor op een training rekenvaardigheid: zwart aan zet speelt? 21…Pxf4! is hier de winnende zet. Na 22.Txf4 dxc4 23.Txf8+ Txf8 24.Td1 Pd3+ 25.Kb1 cxb3 26.axb3 Lxb3 27.Dxd3 Lxd1 28.Pxd1 ontstaat een voor zwart zeer gunstig eindspel:

Ratsma-Smits analysediagram na 28.Pd1

Ook alternatieven leiden daar tot voor wit lastige stellingen. Gelukkig greep Midas’ tegenstander hier mis met 21…Pe7, waarna Midas direct toesloeg met 22.h6! en het heft weer in handen nam. De laatste echte fout kwam op naam van zwart, in de volgende stelling:

Ratsma-Smits na 29.Tf5+

Zwart speelde hier wellicht door de stand in de wedstrijd op winst met 29…Txf5??, waarna wit met 30.Txf5+ een winnende aanval kreeg. Al met al een enerverende partij, slecht voor de zenuwen, maar wel geheel in stijl.

Tenslotte dan nog mijn eigen matig gespeelde pot. Behalve de zenuwen voor de promotiewedstrijd speelde ook het geringe aantal uren slaap dat ik deze week had genoten en het besef dat ik bij winst de FM-titel mocht aanvragen wel een rol. Een aantal jaar geleden werd ik in de opening op zet drie verrast door Timo Oehne met 1.e4 c5 2.Pc3 Pc6 3.g4 en mijn tegenstander van vandaag deed een poging dit creatieve openingsspel te overtreffen. Na 1.e4 c5 2.Pc3 Pc6 3.Pge2 op zich een slimme zetvolgorde tegen Najdorf-spelers, maar ik was redelijk voorbereid op een overgang naar een versnelde draak, aangezien Arthur Pijpers die in de interne van LSG ook tegen me had gespeeld. 3…g6!? (e5 is de principiële zet) 4.h4?!?!. Hm…op zich genomen was ik niet bepaald onder de indruk, anderszijds is het wel even omschakelen. Hoe te reageren? Misschien had mijn tegenstander al 100x zoiets gespeeld en voor mij was het nieuw. Je wilt niet de risée van het team worden door nu direct na 4.h4?! te blunderen etc. Het kostte me al met al wel even tijd om te zien wat te doen.

Veltkamp – Van Tellingen na 4.h4?!?!

Dit kan allemaal in het moderne schaak en is nog gespeeld door niemand anders dan Baduur Jobava. Sterker nog: als je nooit een keer 3.h4 of 4.h4 speelt, dan hoor je er echt niet bij (zie bijvoorbeeld de recente WC-partij Shankland-Svidler (1.d4 Pf6 2.c4 g6 3.h4!?)! Allerlei ellende schoot door me heen: normaal zou je hier natuurlijk 4…Lg7 spelen, maar is dat niet wat wit wil? Grand-Prix met Pg3 / Lc4 / f4 en h5? En nou ben ik er online een aantal keer hard afgegaan in soortgelijke stellingen. Zou mijn tegenstander (net als ik) honderden bulletpartijen hebben nagespeeld ter voorbereiding? Wie weet. Daarom eerst maar even 5.h5 uit de stelling halen met 4…Pf6 (4 minuten). Na 5.Pf4?!N komen we echt op onbekend terrein – het beste was 5.d4 met overgang naar een versnelde draak, waarin wit toch wel iets te agressief en te snel h4 heeft gespeeld. 5…e6! (na 26 minuten). De idee is om na 6.h5 met 6…g5 7.Ph3 h6 te kunnen voortzetten. Wit heeft dan niet veld d5 ter beschikking. 6.Lb5 en hier ontstond zowaar de eerste kritieke stelling waarin ik een sterke voortzetting miste.

Veltkamp – Van Tellingen na 6.Lb5

Zwart heeft hier namelijk het sterke 6…Pd4! een zet die ik verwierp vanwege 7.e5?, maar miste dat zwart dan 7…Dc7! heeft en na 8.exf6 Dxf4 al bijna gewonnen staat. Na mijn mindere 6…Ld6 (in een poging dan ook maar zo gek mogelijke zetten te spelen) kwam er een Rossolimo-achtige stelling op het bord.

Veltkamp – Van Tellingen na 16. 0-0-0

Wit heeft een aantal discutabele beslissingen genomen: vrijwillig en ongeprovoceerd (h6) op f6 geslagen, zelf h5 en daarna hxg6 gespeeld om de h-lijn te openen. Zwart staat hier aangenaam, maar deze luxe brengt ook twijfels met zich mee: hoe nu het voordeel uit te bouwen? Hoe de stelling te verbeteren? Normaalgesproken is de procedure met het loperpaar om dat lijnen op de damevleugel te openen. Mijn eerste idee hier was dan ook het logische b7-b5 (ruimte winnen) en daarna eens verder te kijken, wellicht a7-a5, Kb7. Zwart moet er in elk geval voor zorgen dat de paarden geen goede velden krijgen. De volgende vijf zetten doe ik mijn uiterste best om daar nu juist wel voor te zorgen. Na 16…c4?! (kan logisch zijn, om de dubbelpion op te lossen, maar hier nog niet. De c-pion zorgt er ook voor dat wit weinig ruimte heeft voor zijn stukken) 17.Txh8!? Txh8 18.dxc4 Lxc4 19.Kb1 Le7? 20.Pc1 Lc5? (tijdverspilling) 21.Pa4! Le7? (Ld6 om e5 te dekken was logischer) 22.Dc3! Le6 23.Pc5! heeft wit opeens de controle over de stelling.

Veltkamp – Van Tellingen na 23.Pc5

Terwijl ik zat te balen, schoten de wijze woorden van IM Mark van der Werff me te binnen: zo’n ramp is het toch nog niet? Het voordeel is dat zwart weinig keus heeft: Pxe6 toelaten is geenszins een goed idee, dus 23…Lxc5 24.Dxc5 b6 kon binnen 18 seconden worden uitgevoerd. De dame mag niet op deze actieve post blijven staan en zwart heeft ook weer wat ruimte nodig op de damevleugel. In elk geval, als het kan, moet Pd3 worden verhinderd door de c-pion naar c4 te spelen. Na 25.Dc3 besloot ik wit een beetje te irriteren, bij gebrek aan een beter idee, door 25…Th4 (niet de beste zet, wel irritant in lichte tijdnood) 26.f3 Th2 27.Td2?! (het beste was direct 27.Pd3 f6 28.b3 of 27…Txg2 28.Pxe5 en wit heeft de controle over de stelling). 27…Th1  (pent het paard) 28.b3 c5 deed ik een tactisch geplaatst remiseaanbod. Ik had namelijk niet het gevoel dat wit dat ging aannemen, in de veronderstelling dat hij beter zou staan als hij tijd kreeg om de samenwerking tussen zijn stukken te organiseren.

Veltkamp – Van Tellingen na 28.c5

Na 29.Kb2 c4! kostten de volgende 3 zetten hem vrijwel al zijn bedenktijd. 30.Pe2 Dc5 31.Pg3? om meerdere redenen een fout. Gelukkig maar dat mijn tegenstander me hier dwong om 31…Tg1 te spelen, want na 31.b4 was ik de blunder Df2?? van plan, in de veronderstelling dat 32.Dxe5 De1 won vanwege de dreiging Da1+. Dat dit een zinsbegoocheling is, blijkt wel na 33.Dd6 Da1+ 34.Ka3 en wit wint. Ik kan enkel maar hopen dat ik op tijd bij zinnen was gekomen om dit te zien en 31…Db5! te spelen, waarna zwart iets beter staat. Na enkele ogenschijnlijk dubieuze tijdnoodzetten kwam mijn tegenstander vlak voor de tijdcontrole met het opmerkelijke 34.Kc3:

Veltkamp – Van Tellingen na 34.Kc3

Wits stukken staan optisch gezien ongelukkig geposteerd, maar ik kon geen manier vinden om hiervan te profiteren. 34…Tb1 drong zich op en het kostte me vrijwel alle resterende bedenktijd om me te realiseren dat het niet werkte na 35.bxa5 bxa5? (Dxa5+ =) 36.Df8+ staat wit juist weer op winst.
Het beste is 34…Dxb4+ 35.Dxb4 axb4+ 36.Kxb4 Tb1+ waarna een stelling ontstaat, waarin het volgens de engine gelijk staat. Tijdens de partij had ik echter de indruk dat zwart risicoloos op winst kon spelen en juist à la Karpov wit langzaam kon wegdrukken. Ik denk dat mijn tegenstander dat gevoel ook had: wits stukken staan wat onhandig en wit kan zich nog niet direct loswerken, terwijl zwart zijn stelling wel makkelijk een beetje kan verbeteren door de koning te activeren. De strategie in zulke stellingen is dan ook om steeds de stukken van de opponent te binden aan de dekking van zwaktes en hun activiteit in te perken. Geheel nodeloos ontstaat zo een gevoel van verslagenheid. Objectief gezien is er dus nog niet zoveel aan de hand, maar het wel lastig als je een stuk of 10 zetten steeds vrijwel geen stuk kan spelen zonder dat daar een nadeel aan kleeft. Zo ontstond dan de slotstelling:

Veltkamp – Van Tellingen na 46….Td2

Wit was juist van plan geweest zijn paard op c3 te posteren om zich zo los te werken. Na mijn 46…Td2 was het daarom vermoedelijk lastig om terug te schakelen en de juiste zet, 47.Kc3 te spelen. Wit speelde daarom, murw gebeukt, 47.Kc1?? waarna 47…c3! de partij direct besliste. Lief klein ding…

Al met al een memorabele dag. Op naar het volgend seizoen!

Leave A Comment