Schaken met computers 1
Een lid die een boek schrijft over een ander lid van onze schaakvereniging. Hoe bijzonder is dat? Marten Coerts schreef Meester in het schaken, grootmeester in het uitgeven over Wim Andriessen. Een mooi gebonden boek met 229 bladzijden vormgegeven door Joppe Andriessen (zoon van Wim) en opgemaakt door Joop de Groot (oud-lid van de vereniging) met de prachtige diagrammen en schaakfigurines van New in Chess, die we vroeger ook mochten gebruiken voor onze clubbladen. Volgens mij een boek dat je als lid van de Waagtoren gewoon moet lezen!
Marten legt in zijn boek uit waarom Wim zo belangrijk was als schaker en uitgever. Daarnaast was Wim een belangrijke pionier op het gebied van schaken met computers. Ik zal proberen dit te onderbouwen aan de hand van wat persoonlijke herinneringen en de ontwikkelingen van de informatie en communicatie technologie (ICT) in de tijd dat Wim uitgever was vanaf de jaren 60 met Schaakbulletin en vanaf de jaren 80 met New in Chess. Kort samengevat: In het begin deden ze alles nog met met ouderwetse communicatiemiddelen en zonder computers. Daarna kwamen achtereenvolgens: de fax, de personal computer, Windows en het World Wide Web. En ergens tussendoor introduceerde Wim de schaakpartijendatabase. Waarschuwing: dit artikel bevat veel technische details.
Schaken (en uitgeven) zonder computers
Vijftig jaar geleden schaakte ik op het Petrus Canisius College tegen Willem Meijer en werd ik lid van de schaakvereniging Lasker in Uitgeest. We hadden toen nog geen computers, maar we volgden natuurlijk wel de opkomst van Bobby Fischer. Ik kocht een boek over het interzone toernooi Palma de Mallorca 1970. Fischer verloor daar alleen van Larsen en eindigde met 18½ uit 23 bovenaan met een voorsprong van 3½ op Larsen, Geller en Hübner! Daarna volgden de kandidaten matches van 1971: Fischer – Taimanov 6-0, Fischer – Larsen 6-0 en Fischer – Petrosjan 6½-2½.
Bovenstaande stukje tekst illustreert meteen al een groot verschil tussen toen en nu. Tegenwoordig kunnen we al die schaakpartijen eenvoudig vinden op het internet. Klik maar op de links! Toen hadden we alleen papier. Grootmeesters sleepten zware boeken en misschien ook wel kaartenbakken mee naar toernooien.
Na het boek over het interzone toernooi kocht ik ook een boek over de kandidatenmatches. Het boek over Palma de Mallorca 1970 viel binnen een jaar al uit elkaar. Het boek over de kandidatenmatches 1971 daarentegen kijk ik nu nog steeds in. Kwaliteit! Analyses: Kick Langeweg. Rondenverslagen en lay-out: Wim Andriessen, Schaakbulletin Wageningen. Dit was mijn eerste (indirecte) kennismaking met Wim. De omslag van Cees Andriessen (broer van Wim) vind ik de mooiste van alle schaakboeken ooit. Helemaal in de sfeer van die tijd: hippies, Provadya?, underground comics, Kaasbouters en de schoolkrant van het Petrus Canisius College.
Boeken en tijdschriften maken was vroeger een kostbaar proces. Om een pagina op te maken waren vele grafische specialisten nodig: zetters, lithograven, drukkers en een eeuwenoude traditie. Dat veranderde allemaal in de jaren 60 met offsetdrukken. Toen was het opeens mogelijk een aantal stappen over te slaan en pagina’s camera ready aan te leveren. Wim Andriessen had een IBM Selectric typewriter met een verwisselbaar bolletje voor verschillende lettertypes. Hij maakte daarmee de prachtige pagina’s voor dit boek: 2 kolommen, hoofdvariant vet, veel wit en de primitieve diagrammen uit de begintijd van Schaakbulletin waarover Marten Coerts schreef in zijn boek over Wim. Deze werkwijze was volgens de grafische specialisten kwalitatief minder dan de ouderwetse druktechnieken, maar wel veel goedkoper. Schaakbulletin kostte toen 18 gulden (!) per jaar. Dus ik denk dat ik omstreeks die tijd al abonnee werd.
Communicatie in de vorige eeuw
Een ander groot verschil tussen toen en nu was de manier van communiceren tussen de uitgeverij en de medewerkers. Dat ging toen vooral met de post. Wim Andriessen begon met Schaakbulletin in Wageningen, maar de bloeiperiode was toen Schaakbulletin in Amsterdam werd gemaakt. Jan Timman, Genna Sosonko, Hans Ree, Tim Krabbé, Max Pam en J.H. Donner kwamen gewoon even langs als ze te laat waren om hun kopij op te sturen of om hun analyse of tekst nog wat te verbeteren. Dat was vaak makkelijker dan telefonisch overleg en veel sneller dan opsturen met de post.
De snelste manier van communiceren in de jaren 60 en 70 was met de Telex. Dat was een elektrische typemachine, die de tekst opstuurde naar een andere Telex, bijvoorbeeld in Reykjavik, zodat de tekst ook daar werd afgedrukt. Bovendien kon je een lange tekst ook eerst in een papieren ponsband intoetsen (gaatjes maken) en vervolgens op de Telex inlezen en opsturen naar Reykjavik. Zo stuurden persbureaus persberichten naar kranten en konden ze het wereldnieuws redelijk snel verspreiden. Telex had een eigen netwerk (met kabels en radio) en was nog gebaseerd op het telegrafienetwerk uit de 19de eeuw. Het telegrafienetwerk bestond naast het telefonienetwerk. De telefoon had toen nog een analoog signaal en was vooral geschikt voor spraak. Telexberichten waren digitaal gecodeerde piepjes.
Tegenwoordig kunnen we alle grote schaaktoernooien live volgen via websites zoals: chess24.com, ChessBomb.com en Chess.com. In de zomer van 1972 konden we de match Spassky – Fischer in Reykjavik uitsluitend via Telex enigszins live volgen. Daarvoor moesten we wel naar een zaal van de Universiteit van Amsterdam waar dagblad De Tijd voor een Telexverbinding had gezorgd en voor een demonstratiebord met J.H. Donner als commentator. Persbureau AP stuurde af en toe een paar zetten en soms werden die zetten ook nog foutief doorgegeven. We moesten daarom lang wachten, maar het was gezellig en achteraf gezien historisch. De verslagen van Donner in De Tijd zijn gebundeld in het boek: Dagboek van een tweekamp. Nog zo’n schaakboek uit een lang vervlogen tijd waarin ik af en toe nog lees. Telex bestaat inmiddels niet meer. En dagblad De Tijd werd eerst een weekblad en is tegenwoordig het maandblad HP / De Tijd.
Telex was uitsluitend geschikt voor een beperkt aantal letters en cijfers. Niet geschikt voor talen met ontzettend veel meer karakters zoals het Japans en het Chinees. Xerox ontwikkelde reeds in 1964 een kopieersysteem om via het telefonienetwerk de kopie elders af te drukken. Maar die faxapparaten waren onhandig, groot en kostbaar. De NTT (Nippon Telefoon Telegraaf) in Japan ontwikkelde in de jaren 70 een open standaard om faxberichten te versturen en Japanse bedrijven ontwikkelden goedkope faxapparaten. Zo werd de fax populair. Eerst in Azië. Daarna in de rest van wereld.
Ondertussen was Schaakbulletin verdwenen en New in Chess magazine verschenen en de uitgeverij van Wim Andriessen verhuisde in 1987 naar Alkmaar. U kunt het allemaal nalezen in het boek van Marten Coerts.
Een Telex hebben ze bij New in Chess nooit gehad. Een fax uiteraard wel. Wim schreef daarover (in NHSB 75 jaar): “Vooral de communicatie met de Russische medewerkers was vroeger gecompliceerd. Artikelen of analyses die per brief werden verstuurd deden er vele weken over, als ze al aankwamen. Een grote stap voorwaarts bleek de opkomst van het faxapparaat te zijn. Na enige tijd bleken er ook in Rusland enkele van deze apparaten te zijn aangeschaft, waaronder een bij de Centrale Schaakclub in Moskou. Dus togen onze medewerkers daar naar toe om hun artikel door te faxen. Dit betekende een ongelooflijke tijdwinst.” Zo werd het mogelijk dat Anatoly Karpov, Garry Kasparov en andere wereldtoppers actuele artikelen in het New in Chess magazine schreven.
Desktop Publishing
In 1981 introduceerde IBM de IBM PC en in 1984 kwam Apple met de Apple Macintosh. Dat was het begin van de PC-revolutie in het bedrijfsleven. De IBM PC en de MS-DOS computers hadden in het begin geen grafische beeldschermen. Op de (groene) schermen zag je vooral Command Line Interfaces met uitsluitend tekst. De Apple Macintosh daarentegen had vanaf het begin een grafisch beeldscherm met vensters en een muis. Dat was toen een sensatie! Voor MS-DOS zou zo’n Graphic User Interface oftewel GUI pas veel later verschijnen. Ik herinner me dat ik Windows 1.0 had geïnstalleerd, maar verder amper gebruikte. Dito voor GEM en Windows 2 en 3. Ik verwijderde ze steeds van mijn harddisk, want ze waren langzaam en gebruikten veel geheugen. Pas toen ik Windows 95 in gebruik had genomen (als hoofdredacteur van de HCC Nieuwsbrief kreeg ik mijn exemplaar in 1995 na de persconferentie van Microsoft met Bill Gates in het Okura hotel te Amsterdam), bleef ik die gebruiken.
Zo’n GUI heeft een belangrijke toepassing voor Desktop Publishing. Bij het opmaken van pagina’s met de GUI zie je op het scherm precies hoe de printer de pagina’s afdrukt. Dankzij grafische beeldschermen, een HP LaserJet printer en de Ventura software om pagina’s op te maken, konden bedrijven, zoals New in Chess, al in de jaren 80 op goedkope MS-DOS desktop computers grafisch hoogwaardige tijdschriften en boeken maken. Ventura draaide toen nog op MS-DOS zonder Windows, maar met GEM, de Graphics Environment Manager van Digital Research.
Door desktop publishing werden de uitgaven van New in Chess nog mooier dan die van Schaakbulletin. Zoals Marten Coerts in zijn boek beschreef, had Wim Andriessen altijd veel aandacht voor de grafische aspecten zoals voor het wit op de pagina en het schaakdiagram.
Huib Roest (oud-lid van de vereniging) ontwikkelde voor New in Chess het prachtige schaakdiagram in twee lagen: blanko of achtergrondkleur (voor een wit of zwart veld) en daarbovenop het stuk. Je kunt tot op de dag van vandaag goed zien of een schaakboek in Alkmaar bij New in Chess is geproduceerd of ergens anders. Andere schaakuitgeverijen gebruiken namelijk nog steeds een raster van dunne streepjes voor de zwarte velden. De dame op een zwart veld heeft bij die andere schaakuitgeverijen soms zelfs extra wit tussen de punten van de kroon om die te onderscheiden van het raster van het zwarte veld. De diagrammen van New in Chess hebben dat niet nodig en zijn, volgens mij, daarom veel mooier!
Elsevier
New in Chess begon bij uitgeverij Elsevier zonder Wim Andriessen. Wim kwam er pas later bij. En nadat Elsevier in 1985 stopte, ging Wim met New in Chess verder bij uitgeverij Interchess. Waarom Elsevier precies gestopt is, is mij niet helemaal duidelijk. Marten Coerts schrijft er iets meer over in zijn boek. Wel is het waarschijnlijk dat Wim zonder Elsevier nooit aan zoiets als een schaakpartijendatabase en NiCBase was begonnen! New in Chess begon als automatiseringsproject op een mainframe computer van Elsevier. Daarnaast liet Elsevier NiCBase ontwikkelen. Toen Interchess New in Chess overnam van Elsevier, hadden ze geen mainframe computer meer nodig, want ze konden met NiCBase de schaakpartijendatabase bijwerken op gewone MS-DOS computers.
De schaakpartijendatabase was de belangrijkste vernieuwing van Elsevier: “Het nieuwe, voor de New in Chess jaarboeken ontwikkelde computerprogramma garandeert foutvrije partijen en diagrammen. Het verwerkt gegevens en commentaren snel en efficiënt en signaleert nieuwe zetten, door vergelijking van de gespeelde partijen met een groot historisch archief.” Het computerprogramma speelde partijen na van de laatste zet terug naar de eerste zet, zodat het stellingen kon herkennen die door zettenverwisseling op het bord kwamen. Het eerste product wat met die software is gemaakt was het New in Chess keybook 1970-1982 waarin de NIC-key werd geïntroduceerd en 853 bladzijden “geselecteerde toppartijen uit de belangrijkste toernooien, waarin de actuele openingstheorie naar het oordeel van de redactie op treffende wijze wordt geïllustreerd.” De citaten zijn uit het voorwoord.
Het New in Chess keybook 1970-1982 was dus het eerste deel en vanaf 1983 zouden de New in Chess jaarboeken verschijnen. Eigenlijk op dezelfde manier zoals uitgeverij Šahovski Informator uit Belgrado dat al deed sinds 1966. Maar New in Chess ging dat dus doen met de schaakpartijendatabase. Opmerkelijk was dat de redactie van het New in Chess keybook bestond uit leden van de redactie van Šahovski Informator: Alesandar Matanovic, Bruno Parma, Mark Taimanov, Eduard Gufeld, Borislav Milic, Aleksandar Bozic en Milivoje Molerovic. Elsevier had de rechten op deze partijenselectie gekocht, maar de rechten op de ECO code kon Elsevier waarschijnlijk niet kopen.
Voor die jaarboeken had Elsevier een nieuwe redactie nodig; niet in Belgrado, maar in Nederland. Daarom had Elsevier iemand nodig zoals Wim Andriessen, want Wim wist alle grootmeesters in Nederland aan zich te binden voor Schaakbulletin. Of hij dat ook wilde doen voor New in Chess? Ja, dus! Wim vroeg Genna Sosonko en Paul van der Sterren voor de redactie voor de New in Chess jaarboeken. Zo konden de New in Chess jaarboeken vanaf 1983 verschijnen bij Elsevier en vanaf 1985 tot 2022 bij Interchess in Alkmaar.
Diskettes van Andriessen gaan de hele wereld over
Eind vorige eeuw toen de meeste mensen nog geen e-mail hadden en het World Wide Web nog maar amper bestond, verdiende Interchess een tijdje meer aan diskettes met schaakpartijen dan aan hun papieren producten. Je kon je toen bij New in Chess abonneren op het magazine, de jaarboeken en op 3½ of 5¼ inch diskettes. Zelfs Bobby Fischer wist Interchess te vinden (zie fax) toen hij zich ging voorbereiden op de match Fischer – Spassky te Sveti Stefan en Belgrado in 1992.
De schaakpartijendatabase werd voortdurend aangevuld met nieuwe partijen van recente toernooien en oude partijen van klassieke toernooien. Dat was toen nog heel arbeidsintensief. DGT schaakborden, die automatisch de zetten vastleggen, bestonden nog niet. Onder anderen Hebert Perez Garcia (lid van de Waagtoren) heeft in de begintijd bij Elsevier en later voor Interchess vele toernooien ingetoetst. De ambitie van New in Chess was om alle partijen in schaakboeken uit het verleden te verwerken.
Het Hoogovens Schaaktoernooi gebruikte NiCBase in de perskamer om het dagelijkse toernooibulletin te maken. Onze schaakvereniging deed hetzelfde na de wekelijkse ronden van het ACCOM schaaktoernooi. In 1993 verscheen zelfs een diskette met een vereenvoudigde versie van het NiCBase programma en de partijen van 12 jaar open kampioenschap van Alkmaar 1982 -1993. Later nog aangevuld met de partijen van 1994 en 1995.
Wim Andriessen was in die tijd echt een pionier op het gebied van schaken met computers. Schakende computers waren nog niet sterk genoeg voor grootmeesters, maar er waren wel al grootmeesters die een laptop computer met NiCBase en een flinke schaakpartijendatabase meenamen naar toernooien in plaats van een stapel boeken.
Concurrentie
In een interview voor Schakend Nederland (officieel orgaan van de KNSB) ter gelegenheid van 10 jaar New in Chess zei Wim over deze periode: “We hebben onze top gehad in de software, maar door de toenemende concurrentie is die markt enigszins afgeroomd. We zijn nu wel weer met nieuwe producten bezig. Maar in essentie blijf ik toch uitgever van boeken en tijdschriften.” Die nieuwe producten van Wim waren CD-ROM’s, want daarop konden veel meer schaakpartijen dan op diskettes, maar ze waren minder succesvol. Achteraf gezien deed de concurrentie dat gewoon beter.
ChessBase uit Hamburg en Convekta uit Moskou met Chess Assistant begonnen een paar jaar later dan New in Chess. Beide bedrijven kochten keurig de rechten op schaakpartijen van Interchess. Garry Kasparov was de eerste gebruiker van ChessBase en vele grootmeesters volgden. ChessBase verkoopt tegenwoordig nog steeds een mega database met 8 miljoen schaakpartijen en allerlei CD-ROM’s en DVD’s. Chess Assistant is een goedkoper alternatief voor ChessBase en is te koop bij ChessOK. NiCBase is daarentegen niet meer te koop. New in Chess verkoopt tegenwoordig uitsluitend software van de concurrenten en uiteraard hun eigen papieren producten.
De legendarische Atari ST
Ik vond het opmerkelijk te ontdekken dat de eerste versies van zowel ChessBase als NiCBase waren ontwikkeld voor de Atari ST computer en niet voor een MS-DOS computer of de Apple Macintosh. Maar in de jaren 80 was het natuurlijk nog niet duidelijk dat Microsoft Windows en Apple de mainstream zouden worden. In de jaren 80 verschenen allerlei geavanceerde home computers zoals de Atari ST, Commodore Amiga en de Acorn Archimedes, maar die zouden allemaal verdwijnen voor het einde van de vorige eeuw. Alleen computers met Windows en computers van Apple zouden blijven tot in deze eeuw.
De Atari ST verscheen in 1985 en had betere specificaties (kleur) dan de Apple Macintosh voor ongeveer een kwart van de prijs van de Apple Macintosh! De GUI van de Atari ST was GEM van Digital Research (zie eerder in dit artikel bij Desktop Publishing) en stond voor een deel in ROM. De Atari ST had daarom meer RAM geheugen vrij en startte veel sneller op dan de MS-DOS computers, die Windows (of GEM) van harddisk in het RAM geheugen moesten laden. De Atari ST werd populair als home computer, voor muzikanten (goede synthesizer en MIDI aansluitingen), voor desktop publishing (met Ventura) en spelletjes. Bovendien was de Atari ST en met name GEM een fijn systeem om software voor te ontwikkelen.
Matthias Wüllenweber was de programmeur van de Atari ST versie van ChessBase. Mathias Feist kwam later bij ChessBase en heeft ChessBase geschikt gemaakt voor Windows. Daarna heeft Feist ook het schaakprogramma van Frans Morsch (uit Nederland) geschikt gemaakt voor Windows en ChessBase. Dit product was Fritz. Bij ChessBase bleven ze ontwikkelen en daarom is ChessBase succesvol gebleven tot op de dag van vandaag.
Hans en Nico Kuijf waren de programmeurs van NiCBase op de Atari ST. Een belangrijk verschil met ChessBase was dat ze weliswaar ook een MS-DOS versie van NiCBase maakten, maar dat ze dat deden met GEM voor MS-DOS en niet met Windows. Bovendien uitsluitend in zwart wit. Dat was software technisch de meest eenvoudige manier, want GEM op de Atari werkte op die manier precies hetzelfde als GEM voor MS-DOS. Voor een Windows versie zouden ze veel meer software moeten aanpassen. Dat is echter nooit gebeurd.
NiCBase
Voor het verhaal over wat er mis ging tussen Hans en Nico Kuijf enerzijds en Wim Andriessen anderzijds verwijs ik weer naar het boek van Marten Coerts. Het gevolg van dat gedoe was dat New in Chess wel NiCBase mocht verkopen, maar niet kon beschikken over de sourcecode. Dat betekende in de praktijk dat andere programmeurs van New in Chess niets konden aanpassen of verbeteren aan de originele NiCBase software! Ze moesten dus helemaal opnieuw beginnen en bovendien zorgen dat ze de NiCBase bestanden konden inlezen (en schrijven) vanuit hun nieuwe NiCBase software.
Dankzij Huib Roest (oud-lid van de vereniging) en Anton Schermer (lid van de Waagtoren) kon New in Chess toch nog een aantal producten ontwikkelen rond de schaakpartijendatabase NiCBase. Huib deed de reverse engineering van de NiCBase bestanden en Anton programmeerde een nieuwe GUI met kleur voor de NiC Quiz en de openingen CD-ROM’s. Bovendien maakte Anton een koppeling met schaakprogramma’s; ongeveer zoals ChessBase met Fritz. Helaas was ook deze nieuwe GUI vooral geschikt voor MS-DOS en niet voor Windows.
Ondertussen veroverde het World Wide Web de wereld en moest Anton Schermer nogmaals een nieuwe GUI voor NiCBase programmeren als frontend voor de New in Chess website. Anton deed dit in samenwerking met Hidde Andriessen (zoon van Wim) en Sander Molenkamp, die de backend van de website hadden gemaakt.
Dit was dus de derde versie na de originele NiCBase van de gebroeders Kuijf en de NiCBase van Anton voor de NiC Quiz en de CD-ROM’s! In 2021 kon je deze schaakpartijendatabase nog raadplegen. Er waren een paar zoekfuncties en als je op het tabblad Key klikte, kon je de NiCKey uitklappen en de bijbehorende schaakpartijen vinden. Als je op het icoontje voor download klikte, kreeg je de partij ook in PGN-notatie.
Portable Game Notation
Als je nu wilt beginnen met een eigen schaakpartijendatabase is NiCBase dus geen optie en ik zou ook niet meteen zo’n duur ChessBase-pakket kopen. Er zijn gratis alternatieven zoals: Shane’s Chess Information Database en ChessX. Beide hebben veel mogelijkheden. Belangrijk is dat ze PGN oftewel Portable Game Notation kunnen verwerken, want dat is nu de standaard manier om schaakpartijen uit te wisselen voor alle soorten schaaksoftware. Zelfs onze website verstaat PGN. Zie de gebruiksaanwijzing.
In de tijd van de diskettes was het belangrijk om schaakpartijen zo compact mogelijk te maken, zodat men zo veel mogelijk schaakpartijen op een diskette kon opslaan. In die tijd bedachten de programmeurs van NiCBase en ChessBase daarom een eigen manier om schaakpartijen slim te coderen. Zo werd een NiCBase-bestand 8 keer zo klein als een PGN-bestand met dezelfde schaakpartijen. En uiteraard waren NiCBase bestanden (zonder conversie) niet uitwisselbaar met ChessBase bestanden.
PGN daarentegen is ontworpen voor leesbaarheid en uitwisselbaarheid. Reeds in de jaren 80 (toen het World Wide Web nog niet bestond) was er op het internet al een gebruikersgroep rec.games.chess, die schaakpartijen met elkaar uitwisselde. Om te zorgen dat alle gebruikers van deze groep elkaars schaakpartijen eenvoudig konden uitwisselen, gingen ze PGN gebruiken.
Tegenwoordig zijn er heel veel plekken waar je schaakpartijen in PGN kunt vinden. In dit artikel vind je al een aantal links. Daarnaast wil ik The Week In Chess nog speciaal noemen, omdat die inmiddels al meer dan 25 jaar bestaat.
Serie
Dit artikel schreef ik in 2021. In 2023 verscheen een vervolg Schaken met computers 2.
3 Comments
Leave A Comment
You must be logged in to post a comment.
Interessant stuk Peter en veel werk van gemaakt! Groet Marten
Tof artikel Peter!
Schaken tegen een computer!? Dat is toch wel het meest treurige wat ik in de hele coronatijd heb gehoord. Geef me dan maar een spuitje. En dan een spuitje zonder vaccin. 🙁