Het 2de (??!) verliest en degradeert
Er valt weinig te melden behalve dat ondanks heldhaftig verzet van onze 4 en een halve invallers, er geen eer viel te behalen.
We stonden laag en moesten winnen. Jammer genoeg echter waren er maar drie (en een halve) spelers van het basisteam beschikbaar. Onze charismatische Marten (1918) aan bord 1, bleek sterk genoeg om een miniatuur-overwinning te scoren tegen Christopher Brookes (2076). Zie hiervoor het stuk van Wim Andriessen: “Voorbereiden heeft toch zin”. Op dat moment zag het er nog best uit voor ons. Egbert van Oene (1784) had op bord 2 een gedekte zwarte vrijpion naar e3 gebracht, maar het gevaar werd door zijn tegenstander Jan Helsloot (2089) goed opgevangen waarna de stelling voor Egbert niet meer te houden was. Aan bord 3 maakte Peter Hoekstra na ruim 6 maanden afwezigheid, zijn rentree. Aanvankelijk stond Peter (1964) wel iets beter, maar het gebrek aan spelritme, brak hem in tijdnood op. Rob Spaans (1855) mocht het met zwart aan bord 4 opnemen tegen Esther de Kleuver (2064). Vanuit een Pirc ontstond een stelling van de Siciliaan-Draak. Rob had het hef in handen maar jammer genoeg gaf hij op de 40ste zet zomaar zijn dame cadeau. Bert Buitink (1898) ging aan bord 5 in de opening in de fout en gaf een pion cadeau. Aanvankelijk won hij deze terug, maar inmiddels had zijn tegenstander Michiel Harmsen (2069) een ontwikkelingsvoorsprong opgebouwd. Deze benutte hij om de eenzame pion op de d-lijn op te halen waarna hij afwikkelde naar een gewonnen eindspel. Aan bord 6 mocht ik (1782) het opnemen tegen Eric Roosendaal (1961). De eerste 8 zetten waren gelijk aan een bekende partij van Fischer (wit) tegen Kovacevic, Rovinj Zagreb 1970. (de partij werd vooral bekend omdat het de enige nederlaag van Fischer zou zijn in dat toernooi dat hij won met 13 uit 17. N.B.: Fischer zou in dat jaar slechts 4 partijen verliezen: tegen Kortchnoi (snelschaak); Spassky (op de Olympiade aan bord 2!) en Larsen (Palma de Mallorca)). Wit speelde hier echter het zeldzame 9.f3 en kwam iets minder te staan. Een oude en slechte gewoonte van mij bleek weer zijn kop op te steken: “meeblitzen” in de opkomende tijdnood van mijn tegenstander. Hierdoor kreeg mijn tegenstander vanuit een moeilijke stand vlak voor de tijdcontrole een enorme kans op (groot) voordeel. Nadat hij deze gemist had kon ik de vis binnenhalen. Op bord 7 had Ruud Adema (1855) vanuit zijn geliefde speelwijze zijn tegenstander Harold de Boer (1950) behoorlijk onder druk staan, ruilde de dame voor 2 torens en had de winst min of meer voor het oprapen. Echter door stug verdedigen van zwart verbruikte Ruud veel tijd om de winstweg te vinden. Met nog 3 seconden op de klok bood Ruud remise aan. Zijn tegenstander accepteerde mede omdat hij het onsportief vond om op deze wijze een verloren stelling te winnen. Waarvoor hulde. Tenslotte Dennis Keetman (1857). Hij had op bord 8 in Jeroen Schoonackers (1773) de op papier zwakste tegenstander. Al spoedig vergrabbelde Dennis zich, verloor de kwaliteit waarna het van kwaad tot erger ging en hij tenslotte het moede hoofd in de schoot kon leggen.
En zo werd het 5,5 -2,5 voor Zuckertort en was degradatie een feit!
2 Comments
Leave A Comment
You must be logged in to post a comment.
Ietsje beter Rob? Ik stond straal gewonnen en daarna gaf ik ook nog eens de remise uit handen
Peter,
Je notatie was zo “beroerd” dat ik de partij niet kon reconstrueren. Graag ontvang ik jouw partij (eventueel met commentaar). Je kunt deze dan ook meteen aan Wim Andriessen mailen.